Hoofdstuk 3 Driedimensionale kunst: materiaal wegnemen + materiaal toevoegen

Hoofdstuk 3 Driedimensionale kunst: materiaal wegnemen + materiaal toevoegen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstbeschouwingSecundair onderwijs

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 3 Driedimensionale kunst: materiaal wegnemen + materiaal toevoegen

Slide 1 - Tekstslide

Verschil tussen reliëf en ronde bosse?
A
Reliëf is aan een achtergrond bevestigd
B
Beide zijn altijd plat van vorm

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent 'plastiek' in de kunst?
A
Creatie van driedimensionale objecten
B
Schilderen met waterverf
C
Gebruik van alleen natuurlijke materialen

Slide 3 - Quizvraag

Wat is een kenmerk van het dadaïsme? (twee juiste antwoorden)
A
Absurditeit en willekeur
B
Realistische beeldhouwkunst
C
Kunst zonder regels
D
Nostalgische schilderkunst

Slide 4 - Quizvraag

Lesdoelen
  • Ik kan de technieken van materiaal wegnemen en materiaal toevoegen van elkaar onderscheiden en van iedere techniek de eigenheid benoemen.
  • Ik leg het verschil tussen 'taille directe' en 'taille indirecte' uit.
  • Ik leg het verschillen tussen warm en koud modelleren uit.
  • Ik vergelijk het uiteindelijke kunstwerk en zijn voorstudies.

Slide 5 - Tekstslide

Categorieën PLASTIEK
  • Materiaal assembleren (samenstellen)
  • Materiaal wegnemen
  • Materiaal toevoegen 

Slide 6 - Tekstslide

Materiaal wegnemen: steen en hout
per forza di levare (=in steen of hout snijden of kappen)

Steen
  • zandsteen, marmer, hardsteen of arduin en graniet: verschillende hardheden bepalen de keuze van de kunstenaar
  • van grof naar fijnere toestand (verschillende soorten beitels)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Non finito-staat (kunstwerk nog niet af)
Duid op vorige afbeelding pp 44 van de slaaf zowel de sporen van de beitels als de boorgaatjes aan.

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Vergelijk het beeld van de Stervende Galliër met de Slaven van Michelangelo

Slide 11 - Tekstslide

Vergelijking
  • Wat is er bijzonder aan de oppervlakte van het beeld?
  • De huid (of het oppervlak) van de stervende Galliër glanst mooi en reflecteert het licht.
  • Hoe heeft de kunstenaar dat effect bekomen?
  • Door op het einde van het werkproces het beeld te schuren en te polijsten.
  • Hoe? slijpstenen, schuurlinnen en schuurpoeders.


Slide 12 - Tekstslide

Materiaal wegnemen: steen en hout
Hout
Verschil hout met steen?
  • Hout is minder hard dan steen om in te kappen/snijden
  • Hout is onderhevig aan temperatuur- en vochtigheidsschommelingen (uitzetten en krimpen)
  • Hout blijft niet rechtop staan zoals een stenen blok

Slide 13 - Tekstslide

Materiaal wegnemen: steen en hout
  • oorspronkelijk hout uit eigen regio bv. eik
  • later exotisch hout
  • houtsoort bepaalt elasticiteit of taaiheid
  • nervenstructuur bepaalt mee het effect
  • hout wordt meestal horizontaal gesneden
  • organisch materiaal en dus meer kans op schade (schimmel, vocht, houtworm
  • beeld meestal uitgehold om splijten van stam te voorkomen

Slide 14 - Tekstslide

Vergelijk de achterzijde van het beeld van Elisabeth van Hongarije met de voorzijde. Wat valt op?

Slide 15 - Tekstslide

Vergelijking
  • De voorzijde is mooi afgewerkt en gepolijst. Het oppervlak reflecteert het licht.
  •  De achterzijde is ruw en onbewerkt.
  • Aan de achterzijde is de afgesloten uitsnijding zichtbaar waarlangs het beeld werd uitgehold.
  • De achterzijde is aangetast door houtworm.
  • Het beeld is samengesteld uit twee delen. Er loopt een lijn ter hoogte van de schouders

Slide 16 - Tekstslide

Materiaal wegnemen: steen en hout
  • Polychromie: beschildering van bouw- en beeldhouwwerken met veel kleuren
  • Houten beelden werden gepolychromeerd (meermaals over eeuwen heen)
  • beschermende laag
  • Afbeitsen = verf verwijderen, beelden werden gevoeliger

Slide 17 - Tekstslide

Taille directe en taille indirecte
  • Taille directe = kunstenaar houwt beeld direct levensgroot uit in steen
  • Taille indirecte = het nauwkeurig kopiëren van een tevoren geboetseerd model naar het steenblok met behulp van bijvoorbeeld een pantograaf of passers.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Materiaal toevoegen pp 47
  • Materiaal toevoegen door boetseertechnieken  of giettechnieken
  • Voordeel = meer kans om correcties aan te brengen tijdens het proces
  • beeld vaak ondersteund door geraamte of armatuur

Slide 20 - Tekstslide

Materiaal toevoegen: boetseertechnieken

Warm boetseren of modelleren = verwerken van materiaal in warme toestand zoals met bijenwas, terracotta, keramiek of porselein
Koud modelleren: met stucco en papiermâché

Slide 21 - Tekstslide

Waar is de beeldhouwer in dit kasteel aan het werk geweest?

Slide 22 - Tekstslide

Materiaal toevoegen: boetseertechnieken
  • De kunstenaar heeft reliëfs aangebracht op het plafond
  • Stucco = vorm van ornamentele versiering in de architectuur (mengeling van kerksteen of gips met zand, marmerpoeder en water), versiering in vier of vijf lagen aangebracht met behulp van mallen of matrijzen
  • Afwerking door bijsnijden, schaven en beschilderen

Slide 23 - Tekstslide

Materiaal toevoegen: boetseertechnieken
  • papier-mâché = kneedbare massa van papiervezels, stro en lijm die geperst wordt in een mal of matrijs
  • terracotta = 'gebakken aarde' = klei die koud geboetseerd wordt en daarna gebakken in oven
  • Bijenwas = verwarmd is het gemakkelijk kneedbaar, kern van ijzerdraad
  • Veel beeldjes in gips, was en terracotta waren bedoeld als model of bozzetto voor grotere werken (snel vuil)

Slide 24 - Tekstslide

Oefening Amor en Psychè pp 48-49
Vergelijk de drie versies van Amor en Psychè.

Slide 25 - Tekstslide

Toets 7/02
Pp 36-43

Slide 26 - Tekstslide