2_Wiederholung: der/die/das, Familie, Aussprache

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Aan het einde van deze les...
1. Ken je de bepaalde lidwoorden (der/die/das) en kun je ze toepassen.

2. Kun je wat over je familie vertellen in het Duits.

Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung Aussprache:         Vokale (klinkers)
i (als in: zin)                       ich, bin
ie (als in: hier)                   sieben
u (als in: koe)                     null
ei (als in: mais)                 drei
eu (als in: hoi)                   neun

Slide 4 - Tekstslide

Wiederholung Aussprache: Zischlaute (sisklanken)

z (als in: tsunami)                                                               zehn, zwanzig
s (begin van een lettergreep, als in: zijn)                sieben, tausend
ss/ß (als in: vaas)                                                               Klasse, heißen

Slide 5 - Tekstslide

In het Nederlands kennen we: de + het
Welke bepaalde lidwoorden kennen we in het Duits?

Slide 6 - Open vraag

Welk lidwoord gebruiken we voor MANNELIJKE zelfstandig naamwoorden?

Slide 7 - Open vraag

Mannelijk (der)
1. Mannelijke persoons- en dierennamen
der Stier, der Junge, der Bruder 

Slide 8 - Tekstslide

Welk lidwoord gebruiken we voor VROUWELIJKE zelfstandig naamwoorden?

Slide 9 - Open vraag

Vrouwelijk (die)
1. vrouwelijke persoons- en dierennamen
die Katze, die Mutter, die Lehrerin

2. Zakennamen (dingen) die eindigen op -e
die Toilette, die Adresse, die Klasse, die Pause

Slide 10 - Tekstslide

Vrouwelijk (die) - vervolg
3. Zelfstandig naamwoorden die eindigen op



- heit
- keit
-schaft
- ung
die Freiheit, die Einheit 
die Möglichkeit
die Mannschaft, die Freundschaft 
die Übung, die Prüfung

Slide 11 - Tekstslide

Welk lidwoord gebruiken we voor ONZIJDIGE zelfstandig naamwoorden?

Slide 12 - Open vraag

Onzijdig (das)
1. het-woorden in het Nederlands
das Lied, das Pferd, das Fenster

2. Zelfstandig naamwoorden die eindigen op 

-chen
-lein
das Mädchen, das Löffelchen
das Fräulein, das Büchlein

Slide 13 - Tekstslide

Katze
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Restaurant
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Sohn
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Bäumchen
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Suppe
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Mutter
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Großvater
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Mädchen
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

Cousin
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 22 - Quizvraag

Gibt es Fragen?

Slide 23 - Tekstslide

De duitse lidwoorden
😒🙁😐🙂😃

Slide 24 - Poll

die Familie

Slide 25 - Woordweb

Weet je het nog?
Wat is de vertaling van
,,die Geschwister''?

Slide 26 - Open vraag


Wat is de vertaling van:
Sie ist meine Stiefmutter.

Slide 27 - Open vraag

Wat is de vertaling van:
Das ist meine Familie.

Slide 28 - Open vraag

Wat betekent:
Vater
A
vader
B
neef
C
oom

Slide 29 - Quizvraag

Welk lidwoord krijgt:
Eltern
A
der
B
die
C
das

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent:
Tochter
A
moeder
B
dochter
C
nichtje

Slide 31 - Quizvraag

Wat betekent:
Geschwister
A
broers en zussen
B
onweer
C
gezusters

Slide 32 - Quizvraag

Und jetzt an die Arbeit! 
Huiswerk:
Maak de woordzoeker.
Schrijf de Duitse woorden in je 
Zuidschrift en zet de
Nederlandse vertaling erachter.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide