HERHALINGSLES - HAVO 2 Kapitel 1 + 2

Duits
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Duits

Slide 1 - Tekstslide

Kun je al in het Duits tellen?
Schrijf de cijfers in woorden in het Duits op! ( nul, één, ...........,dreizehn???)

Slide 2 - Open vraag

Vertaal Duits - Nederlands
wohnen, alt, nicht, der Vorname, das Mädchen

Slide 3 - Open vraag

Vraagwoorden
Hoe vertaal je WIE in het DUITS?
Wie is dat?
A
wer
B
wohin
C
woher
D
wann

Slide 4 - Quizvraag

Vraagwoorden
Hoe vertaal je WANNEER in hetDuits?
Wanneer kom je?
A
wo
B
wohin
C
woher
D
wann

Slide 5 - Quizvraag

Vraagwoorden
Hoe vertaal je WAAR in hetDuits?
Waar woon je?
A
wo
B
wohin
C
woher
D
wann

Slide 6 - Quizvraag

Onkel
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 7 - Quizvraag

Junge
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 8 - Quizvraag

Haustier
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 9 - Quizvraag

Suppe
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 10 - Quizvraag

Flasche
der/die/das
1/5
A
der Flasche
B
die Flasche
C
das Flasche

Slide 11 - Quizvraag

März
der/die/das
2/8
A
der
B
die
C
das

Slide 12 - Quizvraag

Stunde
der/die/das
1/8
A
der
B
die
C
das

Slide 13 - Quizvraag

Kaninchen
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 14 - Quizvraag

Restaurant
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 15 - Quizvraag

Übung
der/die/das
2/5
A
der
B
die
C
das

Slide 16 - Quizvraag

Landschaft
der/die/das
4/8
A
der
B
die
C
das

Slide 17 - Quizvraag

Bäumchen
der/die/das
4/5
A
der
B
die
C
das

Slide 18 - Quizvraag

Schlange
der/die/das
5/5
A
der
B
die
C
das

Slide 19 - Quizvraag

Katze
der/die/das
1/5
A
der
B
die
C
das

Slide 20 - Quizvraag

Sohn
der/die/das
3/5
A
der
B
die
C
das

Slide 21 - Quizvraag

..... alt bist du?
A
Wie?
B
Wo?
C
Was?
D
Wann?

Slide 22 - Quizvraag

..... ist deine Handynummer?
(..... is jouw mobiel nummer)
A
Wer?
B
Wann?
C
Was?
D
Warum?

Slide 23 - Quizvraag

............bist du?
A
wie
B
was
C
wer

Slide 24 - Quizvraag

__________ wohnst du?
A
Wo
B
Wann
C
Was
D
Woher

Slide 25 - Quizvraag

Vertaal:
Wie alt bist du?

Slide 26 - Open vraag

Beantworte die Frage:
Wie alt bist du?

Slide 27 - Open vraag

Hoe heet jij? Ik heet Hexi Lexi.
A
Wie heist du? Ich heise Hexi-Lexi.
B
Wie heisst du? Ich heiße Hexi-Lexi.
C
Wie heißst du? Ich heiße Hexi-Lexi.
D
Wie heißt du? Ich heiße Hexi-Lexi.

Slide 28 - Quizvraag

Wie(heet) ... du?
A
heißt
B
heißst
C
heist
D
heisse

Slide 29 - Quizvraag

Schrijf het rijtje van HABEN op.
Vergeet niet de ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie & Sie erbij te zetten!!

Slide 30 - Open vraag

Schrijf nu het rijtje op van SEIN. Vergeet de pers. voorn.w. niet!!

Slide 31 - Open vraag

Das ist ____ Zimmer (das)
A
mein
B
meine

Slide 32 - Quizvraag

Sie ist ____ Tante (die)
A
mein
B
meine

Slide 33 - Quizvraag

Das ist ____ Freunde (die - mv)
A
mein
B
meine

Slide 34 - Quizvraag

Das ist ____ Onkel (der)
A
mein
B
meine

Slide 35 - Quizvraag