H5 - les 9

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Dagopening
  • Lezen in spannend boek
  • Begin maken met formuleren

Slide 2 - Tekstslide

Wat kost dat?

Van welke eenvoudige dingen in het leven kun jij genieten?


Slide 3 - Tekstslide

Literaire thriller

Lezen tot 8:55 uur

Slide 4 - Tekstslide

Doel
  • Ik weet wat het verschil is tussen een hoofd- en een bijzin.
  • Ik kan zinnen op de juiste manier begrensen.

Slide 5 - Tekstslide

H5 Formuleren
Par. 1 t/m 5

  • Zinnen correct begrenzen
  • Verwijzen
  • Dubbelop
  • Trappen van vergelijking
  • Voorzetselgebruik
  • Vaste voorzetseluitdrukkingen

Slide 6 - Tekstslide

Zinnen correct begrenzen
  • Ik ken het verschil tussen een hoofd- en een bijzin.
  • Ik kan zinnen correct begrenzen.
  • Ik kan uitleggen waarom een zin(sdeel) onjuist begrensd is.

Slide 7 - Tekstslide

Waarom?
Als je een zin schrijft zonder komma's en punten krijg je dus zoiets en dat is supervervelend om te lezen ook wordt het lastig om te begrijpen waar het einde van je verhaal is doordat je niet zo goed weet waar een zin begint en eindigt waardoor je dus weer volledig de weg kwijt bent en je je afvraagt of je het eigenlijk nog wel kan volgen

Slide 8 - Tekstslide

Uitleg
1. Uitleg hoofdzin en bijzin
2. Uitleg zinnen begrenzen
3. Uitleg zinnen onjuist begrenzen

Slide 9 - Tekstslide

hoofdzin / bijzin
Een hoofdzin is een zelfstandige zin. 
Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet bestaan zonder een hoofdzin.  

In een hoofdzin staat de persoonsvorm meestal op de tweede plaats. In een bijzin staat de persoonsvorm meestal verder naar achteren.


Slide 10 - Tekstslide

hoofdzin / bijzin
Trucje:  probeer het woord 'niet ' tussen ow en pv te plaatsen. Lukt dit, dan 
                heb je te maken met een bijzin, anders met een hoofdzin.

Luc (ow) gaat (pv) naar binnen, omdat het (ow) regent (pv).
Wij (ow) hebben (pv) zin in vakantie, omdat we (ow) gaan (pv) skiën.


Slide 11 - Tekstslide

Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer.
A
Bijzin - bijzin
B
Hoofdzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 12 - Quizvraag

We eten vanavond friet, omdat we pas laat thuis zijn.
A
Hoofdzin - bijzin
B
Bijzin - hoofdzin
C
Hoofdzin - hoofdzin
D
Bijzin - bijzin

Slide 13 - Quizvraag

Zinnen begrenzen
Leg het verschil in betekenis uit:
-Jochem schiet niet.
-Jochem, schiet niet.

-De leerlingen die te laat waren, moesten zich melden bij het loket.
-De leerlingen, die te laat waren, moesten zich melden bij het loket.


Slide 14 - Tekstslide

Zinnen begrenzen
Twee hoofdzinnen kun je samenvoegen met de nevenschikkende voegwoorden en, of, maar, want of dus :

- Zaalhockey is een populaire sport en het aantal jeugdige beoefenaars neemt de laatste jaren alleen maar toe.

Plaats een komma voor maar, want en dus. Begin een nieuwe hoofdzin niet met En, Maar of Want.

Slide 15 - Tekstslide

Zinnen begrenzen
Als je geen verbindingswoord gebruikt, kun je twee hoofdzinnen het best van elkaar scheiden door een punt te zetten en de volgende zin met een hoofdletter te beginnen.

Wanneer de zinnen sterk samenhangen, kun je een puntkomma (;) gebruiken:
- Amsterdam trekt het hele jaar door veel toeristen; vooral de musea en de grachten vormen belangrijke attracties.

Slide 16 - Tekstslide

Zinnen begrenzen
Als de tweede zin een toelichting of een argument vormt bij de eerste, is ook een dubbele punt (:) mogelijk. Zo’n dubbele punt kun je vervangen door een komma plus want (… zomervakantie, want zij …):

- Veel Nederlanders mijden Amsterdam in de zomervakantie: zij vinden het daar dan veel te druk met al die internationale toeristen.

Slide 17 - Tekstslide

Zinnen onjuist begrenzen
Het kan op twee manieren fout gaan:
1. twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een  
    komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

2. een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte los 
     laten staan en afsluiten met een punt (bijzin  "punt")

Slide 18 - Tekstslide

1. Zinnen plakken
-twee hoofdzinnen onterecht aan elkaar plakken door een komma (hoofdzin "komma"  hoofdzin)

Fout: Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.
Fout: Het is alweer bijna carnaval, daar hebben we allemaal heel veel zin in. 

Slide 19 - Tekstslide

1. Zinnen plakken
Verbetering: zet een punt of plaats en, maar, of, dus of want.

Fout: Gisteren was ik niet op school, vandaag ben ik er weer.

Goed: Gisteren was ik niet op school. Vandaag ben ik er weer
Goed: Gisteren was ik niet op school en vandaag ben ik er weer.



Slide 20 - Tekstslide

2. Losstaand zinsgedeelte
- Losse bijzin: een zinsdeel (bijzin) dat bij een zin hoort ten onrechte    
   los laten staan en afsluiten met een punt (bijzin "punt")

Fout: We hebben zin in de vakantie. Omdat het dan weer carnaval is.
Fout: Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij de marathon kon lopen.

Slide 21 - Tekstslide

2. Losstaand zinsgedeelte
Verbetering: Vervang de punt door een komma.

Fout: We hebben zin in de vakantie. Omdat het dan weer carnaval is.
Goed: We hebben zin in de vakantie, omdat het dan weer carnaval is.

Fout: Hij heeft heel hard getraind. Zodat hij de marathon kon lopen.
Goed: Hij heeft heel hard getraind, zodat hij de marathon kon lopen.

Slide 22 - Tekstslide

Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen, daardoor smelten de ijskappen.
A
Hoofdzin - hoofdzin
B
Bijzin - bijzin
C
Hoofdzin - bijzin
D
Bijzin - hoofdzin

Slide 23 - Quizvraag

Welke zin is juist begrensd?
A
Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen, daardoor smelten de ijskappen.
B
Tegenwoordig lijkt de aarde steeds meer op te warmen. Daardoor smelten de ijskappen.

Slide 24 - Quizvraag

De supermarkt is erg ver weg. Daarom moeten we een heel stuk lopen, dat vind ik best wel vervelend.
A
Hoofdzin - hoofdzin - bijzin
B
Hoofdzin - bijzin - bijzin
C
Hoofdzin - bijzin - hoofdzin
D
Hoofdzin - hoofdzin - hoofdzin

Slide 25 - Quizvraag

De supermarkt is erg ver weg. Daarom moeten we een heel stuk lopen, dat vind ik best wel vervelend.
A
Juist begrensd
B
Onjuist begrensd

Slide 26 - Quizvraag

Deze week
Nieuw Nederlands (online)
Cursus 5 Formuleren, par. 1: opdracht 1, 2 en 3

Slide 27 - Tekstslide