Les 2 poëzie - Stijlfiguren

Stijlfiguren!
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Stijlfiguren!

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Ik kan de volgende stijlfiguren herkennen:

Herhaling / Repetitio
Pleonasme
Tautologie
Eufemisme

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling of repetitio
Bij een herhaling worden sommige woorden herhaald, waardoor deze extra nadruk krijgen.

Altijd november, altijd regen,
Altijd dit lege hart, altijd

J.C. Bloem

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Tautologie
Er worden meerdere synoniemen van één woord genoemd. Hiermee benadruk je wat je wil zeggen. Je zegt dus eigenlijk twee keer hetzelfde.

Ik voel me eenzaam en alleen
Je krijgt het gratis en voor niets
Zij staat in vuur en vlam

Slide 5 - Tekstslide

Pleonasme
Er wordt een vanzelfsprekend kenmerk vermeld.

een ronde cirkel
uitstellen tot later
nat water

Slide 6 - Tekstslide

Bijgaand vindt u ingesloten de foto's van de laatste voorstelling.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 7 - Quizvraag

Eenzaam en verlaten, dronk hij zijn drankje op het terras.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 8 - Quizvraag

Ik ga daar nooit, nooit meer heen!
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 9 - Quizvraag

Tijdens het mondeling gesprek kwamen zij nader tot elkaar.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 10 - Quizvraag

Werken, werken, altijd maar werken
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 11 - Quizvraag

Hij heeft zijn achterstallige schuld nog niet betaald.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 12 - Quizvraag

De rechercheur onderzocht het dode lijk.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 13 - Quizvraag

Soms kan het weleens voorkomen dat ik mijn huiswerk niet maak.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling

Slide 14 - Quizvraag

Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking die niet spottend bedoeld is. 

Je wil voorkomen dat een mededeling hard of onaangenaam overkomt. Je kunt een eufemisme onder andere gebruiken om bepaalde zaken fraaier
over te laten komen dan ze werkelijk zijn. 
Het is dus op een verzachtende manier of nette manier onder woorden brengen van iets wat niet zo prettig of netjes is. 

Slide 15 - Tekstslide

Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking die niet spottend bedoeld is. 

 Na een lange lijdensweg ging hij heen. (doodgaan) 
Volgens mij is er aan jou een steekje los! (gek) 
De examinator heeft onzorgvuldig gehandeld. (grote fouten gemaakt) 
Gisteren hebben we opa naar zijn laatste rustplaats gebracht. (hij is dood)

Slide 16 - Tekstslide

Eufemisme
Een verzachtende uitdrukking die niet spottend bedoeld is. 

Zij werkt daar als interieurverzorgster. (schoonmaakster)
'Hoe is het met uw stoelgang?', informeerde de dokter.  (kan niet poepen)
De dierenarts heeft de hond laten inslapen (gedood) 
De directie wil het personeelsbestand afslanken (personeel ontslaan) 
Hij is een bekende van de politie (een boef)

Slide 17 - Tekstslide

Wat zijn de eufemismen?
1. Wij hebben helaas onze hond moeten laten inslapen. 
2. Zij hebben de liefde bedreven. 
3. Hij heeft haast, want hij moet een grote boodschap. 
4. Op dit moment is hij werkzoekend.

Slide 18 - Tekstslide

Braken
Afmaken van vee
Ontslaan
Poepen
Inbreker
Ongewenste bezoeker
Laten gaan 
Ontlasten
Vomeren
Ruimen 

Slide 19 - Tekstslide

Je kent nu...
Herhaling
Tautologie 
Pleonasme
Hyperbool (overdrijving)
Understatement

Slide 20 - Tekstslide

Nog meer...
We vullen de stijlfiguren aan met nog drie begrippen:

Opsomming
Tegenstelling
Personificatie

Slide 21 - Tekstslide

Buiten is witte sneeuw te zien
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 22 - Quizvraag

Als sneeuw smelt, wordt het nat water
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 23 - Quizvraag

Tautologie en pleonasme zijn onnodig en overbodig
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 24 - Quizvraag

Roken is slecht en ongezond voor je lichaam.
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 25 - Quizvraag

De ronde cirkel is rood
A
Tautologie
B
Pleonasme

Slide 26 - Quizvraag

'BEST AARDIG gedaan', zei mevrouw Lubbers over mijn 9,7 voor Frans.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 27 - Quizvraag

Die film is echt OM JE DOOD TE LACHEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 28 - Quizvraag

Het kost EEN PAAR CENTEN, maar dan heb je ook wat.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 29 - Quizvraag

De overheid moet de komende jaren AFSLANKEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 30 - Quizvraag

Ik heb gewacht TOT IK EEN ONS WOOG, maar ze kwam niet.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 31 - Quizvraag

Helaas moest Kees zijn oude hond Willem laten INSLAPEN.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 32 - Quizvraag

'EEN LEUK KARRETJE', zei Hetty toen ze de Jaguar van Felix zag.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 33 - Quizvraag

Mijn tante heeft voor één ochtend in de week een INTERIEURVERZORGSTER.
A
eufemisme
B
understatement
C
hyperbool

Slide 34 - Quizvraag

Opsomming
In een opsomming wordt een aantal zaken vlak achter elkaar geplaatst.

uren, dagen, maanden, jaren vliegen als een schaduw heen...

Rhijnvis Feith

Slide 35 - Tekstslide

Tegenstelling
Begrippen die elkaars tegenovergestelde zijn worden vlak naast elkaar gezet.

Dat is echt vies lekker!
Zij is echt knap lelijk!

Slide 36 - Tekstslide

Personificatie
Voorwerpen of niet-levende begrippen worden uitgebeeld als een levend wezen of krijgen menselijke eigenschappen.


De wind huilt om het huis.
De zon heeft een baaldag genomen.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Video

Welk stijlfiguur komt er in dit lied voor?
A
Personificatie
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 39 - Quizvraag

Van mijn gitaar knapt met een snik de laatste snaar
M. Nijhoff
A
Personificatie
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 40 - Quizvraag

Hij is vet mager!
A
Personificatie
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 41 - Quizvraag

Oh man! Dat was gieren, lachen, brullen!
A
Personificatie
B
Tegenstelling
C
Opsomming

Slide 42 - Quizvraag

Dit is een ?

Slide 43 - Open vraag

Dit is een?

Slide 44 - Open vraag

Dit is een ?

Slide 45 - Open vraag

Leren reader Fictie en poëzie

Hoe ga je dat aanpakken???

Slide 46 - Tekstslide