• Voor dit debat ga je met de klas in een kring zitten.
• Je leest zo meteen na deze uitleg de stelling.
• Je mag over die stelling wat vinden/een mening hebben. Je mag voor of tegen de stelling zijn.
• Bedenk zo snel mogelijk argumenten waarom je voor of tegen de stelling bent.
• De eerste die een argument heeft bedacht, staat op, zegt “Ik vind daar wat van” en geeft het argument.
• Iedereen die het niet eens met de argumenten van de eerste spreker mag hem een tegenargument geven.
• Vervolgens mag iedereen die het niet eens is met de argumenten van de tweede spreker argumenten geven voor zijn of haar mening.
• Enzovoort, enzovoort.