zaterdag 16 december 2023 - Grammatica Voorzetsels

Wat gaan we vandaag doen?

  • We bespreken Grammatica par. 10 Voorzetsels
  • We doen een Kahoot Quiz
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we vandaag doen?

  • We bespreken Grammatica par. 10 Voorzetsels
  • We doen een Kahoot Quiz

Slide 1 - Tekstslide

Voorzetsels


§10 Voorzetsels blz 222


Slide 2 - Tekstslide

Wat is een voorzetsel?

Slide 3 - Woordweb

Voorzetsels

  • Voorzetsels staan meestal voor een lidwoord of een voornaamwoord met een zelfstandig naamwoord. (achter die kast, naast mij, onder de boeken). Ze kunnen ook achter een zelfstandig naamwoord staan, meestal geeft het dan een richting aan. (Ik viel de sloot in, hij liep de weg op. )

  • Let op! Delen van scheidbare werkwoorden zijn geen vz - bijvoorbeeld: opbellen. Hij belt mij op. op = geen vz

Slide 4 - Tekstslide

Eigenschappen van een voorzetsel:

  • Ze geven een plaats, tijd of reden aan.

Trucje:
  • ... de kast (achter, op, voor) - plaats
  • ... het feest (tijdens, na, gedurende) - tijd
  • waarom/waardoor (door, vanwege, wegens) - reden/oorzaak

Slide 5 - Tekstslide

Dat gaan we even oefenen!

Slide 6 - Tekstslide

Wat is geen voorzetsel?
A
Tijdens
B
eerste
C
achter
D
langs

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN voorzetsel?
A
Links
B
Uit
C
Op
D
Boven

Slide 8 - Quizvraag

We kijken samen naar voetbal op de televisie
Sleep het vinkje naar het voorzetsel

Slide 9 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Is jouw voetbaltrainer ook zo trots ... zijn team?
op
achter
met
bij
tegen
aan

Slide 10 - Sleepvraag

Zet het juiste voorzetsel in de zin.
Ben jij bang ... spinnen?
op
achter
voor
bij
tegen
aan

Slide 11 - Sleepvraag

Wat is het voorzetsel in deze zin:
Ik ga bij mijn vriend voetballen.

Slide 12 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Mijn fiets staat tegen de schutting.

Slide 13 - Open vraag

Welk woord in de zin is het voorzetsel :
Let op, het zijn er 2!
Na schooltijd fiets ik langs de bakker.

Slide 14 - Open vraag

VUL VOORZETSEL IN
Mijn vader fietst ..... het donker.

Slide 15 - Open vraag

Vul een voorzetsel in:
We zijn ..... Brussel gereden.

Slide 16 - Open vraag

Vul aan met een voorzetsel:
Wij zorgen ... de taart.

Slide 17 - Open vraag

Vul aan met een voorzetsel:
Zij twijfelen ... zijn eerlijkheid.

Slide 18 - Open vraag

De volgende keer:

  • Huiswerk staat in online in de online planning.
  • Zaterdag 23 december en 30 december is er geen school - we hebben kerstvakantie!
  • Zaterdag 6 januari starten we weer - we hebben les op school.

Slide 19 - Tekstslide