4.2 Herhalingsles
1 / 20
Lesduur is: 45 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Wat betekent bevolkingsdichtheid?
A
Het aantal mensen per oppervlakte-eenheid.
B
De hoeveelheid bomen per oppervlakte-eenheid.
C
De hoeveelheid gebouwen per oppervlakte-eenheid.
D
Het aantal auto's per oppervlakte-eenheid.
Slide 5 - Quizvraag
Waarom ligt het central business district in de stadskern?
A
Er is geen specifieke reden voor.
B
Het is het mooiste deel van de stad.
C
Dit gebied is goed bereikbaar voor iedereen in de stad.
D
Het is het goedkoopste deel van de stad.
Slide 6 - Quizvraag
Wat zijn de drie delen van de stad?
A
Stadskern, voorstad, buitenwijk.
B
Centrum, buitenwijk, platteland.
C
Centrum, voorstad, dorp.
D
Stadskern, dorp, buitenwijk.
Slide 7 - Quizvraag
Wat is het beste voorbeeld van bevolkingsdichtheid?
A
1000 bomen op 1 vierkante kilometer.
B
1000 auto's op 1 vierkante kilometer.
C
1000 mensen op 1 vierkante kilometer.
D
1000 gebouwen op 1 vierkante kilometer.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is niet de reden waarom het central business district in de stadskern ligt?
A
Er is geen specifieke reden voor.
B
Het is goed bereikbaar voor iedereen in de stad.
C
Het is het goedkoopste deel van de stad.
D
Het is het mooiste deel van de stad.
Slide 9 - Quizvraag
Slide 10 - Video
Wat is het centrum-periferiemodel?
A
Een model dat de relatie tussen bedrijven in verschillende landen beschrijft.
B
Een model dat alleen de relatie tussen kleinere dorpen beschrijft.
C
Een model dat de relatie tussen stedelijke en landelijke gebieden beschrijft.
D
Een model dat alleen de relatie tussen grotere steden beschrijft.
Slide 11 - Quizvraag
Op welke niveaus kan je het centrum-periferiemodel toepassen?
A
Alleen op regionaal niveau.
B
Lokaal en regionaal niveau.
C
Op internationaal niveau.
D
Alleen op lokaal niveau.
Slide 12 - Quizvraag
Waarom is goede infrastructuur belangrijk voor de verbinding tussen centrum en periferie?
A
Het maakt de afstand tussen centrum en periferie groter.
B
Het maakt het gemakkelijker om goederen en mensen te verplaatsen.
C
Het vermindert de economische groei van perifere gebieden.
D
Het zorgt voor meer afzondering van perifere gebieden.
Slide 13 - Quizvraag
Kan je vier voorbeelden van infrastructuur noemen?
A
Havens
B
Spoorwegen
C
Wegen
D
Luchthavens
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Video
Lees de stelling: "Zonder goede infrastructuur tussen het centrum en de periferie, kan de periferie zich minder goed ontwikkelen". Waarom?
Slide 16 - Open vraag
Slide 17 - Video
Oorlog
Werkloosheid
Veel werk
Dichtbij een basisschool
Pushfactor
Pushfactor
Pullfactor
Pullfactor
Slide 18 - Sleepvraag
Pushfactoren
Pullfactoren
