4.2 Verstedelijking

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.1: 'De dichtbevolkte stadskern'
De delen van de stad
1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.1: 'De dichtbevolkte stadskern'
De delen van de stad

Slide 1 - Tekstslide

Je kan de drie delen van de stad aanwijzen en vermelden wat daar gebeurd.
Je kan uitleggen wat bevolkingsdichtheid betekent

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Bevolkingsdichtheid wereld
https://www.populationpyramid.net/nl/bevolkingsdichtheid/2020/

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Vraag 1: Hoe noem je het deel van de stad binnen de rode lijnen?

Slide 7 - Open vraag

Vraag 2: De stadskern van Amsterdam is ook het historisch centrum van de stad.
A
Eens
B
Oneens

Slide 8 - Quizvraag

Vraag 3: Wat voor voorzieningen vind je op het Rembrandtplein?

Slide 9 - Open vraag

Vraag 4: Hoe noem je het deel van de stad binnen de gele lijnen?

Slide 10 - Open vraag

Vraag 5: In Amsterdam vind je in de stadswijken ook oude fabrieksgebouwen uit de 19e en 20e eeuw.
A
Eens
B
Oneens

Slide 11 - Quizvraag

Vraag 6: Hoe noem je het deel van de stad binnen de groene lijnen?

Slide 12 - Open vraag

Vraag 7: In Amsterdam vind je in de stadsrand alleen hoogbouw en industrie, geen nieuwbouw.
A
Eens
B
Oneens

Slide 13 - Quizvraag

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
 'Verbinding tussen de stad en het platteland'

Slide 14 - Tekstslide

Je kan het verschil tussen urbanisatie en suburbanisatie uitleggen.

Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen.

Slide 15 - Tekstslide

Urbanisatie: verstedelijking (groei van steden)
Suburbanisatie: verhuizen van stad naar platteland

Slide 16 - Tekstslide

Beoordeel de volgende stelling:

In 1950 woonde meer dan de helft van de wereldbevolking in een stad.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Hoe noem je de migratie van de stad terug naar het platteland?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

Leg uit hoe je in de vorige video kon zien dat Nederland in de laatste honderd jaar is geürbaniseerd.

Slide 20 - Open vraag

Wat is een ander woord voor verhuizen?
A
Migratie
B
Urbanisatie
C
Kolonisatie
D
Suburbanisatie

Slide 21 - Quizvraag

Hoe noem je de migratie van het platteland naar de stad?
A
Urbanisatie
B
Suburbanisatie

Slide 22 - Quizvraag

Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen.

Slide 23 - Tekstslide

Infrastructuur:
Alles wat nodig is om het transport van mensen, goederen of informatie mogelijk te maken

Slide 24 - Tekstslide

Hoe noem je alles wat nodig is om transport van mensen, goederen of informatie mogelijk te maken?

Slide 25 - Open vraag

Wat is geen voorbeeld van infrastructuur?
A
Snelweg
B
Auto
C
Vliegveld
D
Internetkabels

Slide 26 - Quizvraag

Waarom is er in de stad meer infrastructuur nodig dan op het platteland?

Slide 27 - Open vraag

Beoordeel de stelling:

'Goede infrastructuur zorgt voor beter verbinding tussen de stad en het platteland.'
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quizvraag

Leg je antwoord op de vorige vraag uit.

Slide 29 - Open vraag

Leg uit wat het verschil is tussen infrastructuur en een vervoersmiddel.

Slide 30 - Open vraag

0

Slide 31 - Video

Waarom moet er volgens de video geïnvesteerd worden in infrastructuur?
A
Omdat veel infrastructuur onderhouden moet worden
B
Omdat er veel verkeersdoden vallen
C
Omdat het geld oplevert
D
Omdat dit Nederland mooier maakt

Slide 32 - Quizvraag

Noem vier voorbeelden van infrastructuur.

Slide 33 - Open vraag

Paragraaf 4.2 - Verstedelijking
Tekst 4.2.3 'De aantrekkingskracht van de groeiende stad'
Push- en pull-factoren 

Slide 34 - Tekstslide

Je kan push- en pull-factoren bedenken voor de stad.

Slide 35 - Tekstslide

Wat is volgens de tekst één van de snelst groeiende steden van de wereld?
A
New York
B
Beijing
C
Lagos
D
Amsterdam

Slide 36 - Quizvraag

In welk land ligt de stad Lagos?

Slide 37 - Open vraag

Opdracht: Sleep de uitleg naar het juiste begrip.
Push-factor
Pull-factor
Redenen om ergens weg te gaan. Ook wel afstotingsfactoren.
Redenen om ergens naartoe te verhuizen. Ook wel aantrekkingsfactoren.

Slide 38 - Sleepvraag

Slide 39 - Video

Bij welk begrip horen push- en pull-factoren het best?
A
Migratie
B
Urbanisatie
C
Suburbanisatie
D
Kolonisatie

Slide 40 - Quizvraag

Opdracht: Sleep de voorbeelden naar het juiste onderdeel.
Push-factoren
Pull-factoren
Veel werk
Armoede
Vrijheid
Oorlog
Overstromingen
Mooie omgeving
Hoge belastingen
Hoge inkomens

Slide 41 - Sleepvraag

Alle leerdoelen 4.2
Je kan de drie delen van de stad aanwijzen en de behorende begrippen uitleggen
Je kan uitleggen wat bevolkingsdichtheid betekent
Je kan het verschil tussen urbanisatie en suburbanisatie uitleggen
Je kan minimaal 4 voorbeelden van infrastructuur noemen
Je kan pullfactoren en pushfactoren bedenken voor de stad

Slide 42 - Tekstslide

HUISWERK
Maak opdracht 1 t/m 16 van paragraaf 4.2 in Paspoort21

Slide 43 - Tekstslide