Frans

Frans
Les 1  Lektion 5 : blz.130 t/m134 opdracht 9 t/m 14




Les 2 :Lektion 6 blz. blz.136 t/m138 opdracht 1 t/m5


Leren : woordenschat & grammatica.
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Frans
Les 1  Lektion 5 : blz.130 t/m134 opdracht 9 t/m 14




Les 2 :Lektion 6 blz. blz.136 t/m138 opdracht 1 t/m5


Leren : woordenschat & grammatica.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

analist                  kamer               uur
baan                     lamp /maan               zeven/van
centrum /circa/cursus/contract    water
dam                      negen                    Xylofoon
element               oma                       yoghurt
Finland                paard                     zeggen
                                                             tekst
gaan                     aquarium
hallo                     raam
in                           samen            garage /energie
jaar                      tafel                  Engels/jongen  vrouw

Slide 4 - Tekstslide

-en         ou=hout het               -tie = politie,informatie,
                                              vakantie/vaccinatie
zeven                                       -tion = het station
zeggen
speken                         th
negen en veertig
sch- school  
arabisch       -sch  / twee ën twintig               
oe
ch = nacht / china /chinees/ Italië/ lachen

Slide 5 - Tekstslide

zevenentachtig     waar woon jij?
                                   waar woon je?
hoe oud ben je?
ik ben.......jaar
                   het heeft/ het is/ ik luister naar muziek
Goedemorgen         hallo /hoi /dag
Goedemiddag
Goedenavond
Goedenacht    /doei/dag/tot ziens(zien)/tot morgen
Ik kom uit Griekenland / ik woon in Amsterdam/Athene

 softwareontwikkelaar

Slide 6 - Tekstslide

thee

1.hoe heet je ?
ik heet.........
2.waar kom je vandaan ?
ik kom uit Griekenland
3. waar woon je?
ik woon in...........
ik ben economist
hoe heet de vrouw? ze heet...

Slide 7 - Tekstslide

hoe oud is ze?
hoe heet ze? ze heet 
waar woont ze?
waar werkt ze?
hoe gaat ze naar Utrecht?/ gaan
ik ga naar Amsterdam
met de trein
 2 jaar gelden /een week gelden/ 2 maanden gelden
ontmoeten

Slide 8 - Tekstslide

hoe heet hij?
hoe oud is hij?
waar woont hij?
waar werkt hij?
ziek
het ziekenhuis
de vriend
de vriendin
kennen
vinden

Slide 9 - Tekstslide

de man (de-woorden)             een man
de vrouw                                    een vrouw
het kind (het-woorden)          een kind


de mannen        zitten/lezen /de vraag-de vragen
de vrouwen      kiezen/ het antwoord/ doen
de kinderen
Griek /Griekse / het Grieks, het Nederlands /het Engels
fijne avond! tot vrijdag!

Slide 10 - Tekstslide

ook

wat is je adres ? mijn adres is.........straat
wat is je telefoonnummer?
mijn telefoonnummer is...../.

hoe oud ben je?
ik ben......jaar
het hoofd
welk /welke 
(het boek) welk boek wil je?
(de tas)      welke tas wil je?

welke boeken wil je?
welke tassen wil je?

Slide 11 - Tekstslide

hoe laat kom je naar Utrecht?
hoe laat kom je thuis?
hoe laat ga je naar het werk?
ik kom om 8 uur thuis
ik ga om 7 uur naar het werk
hoeveel :
hoeveel geld heb je? (het geld)
hoeveel mensen wonen in deze stad?
hoelang 
hoelang duurt de les?( duren) de les duurt 2 uur
waar.......naartoe = waar ga je naartoe? ik ga naar huis
het werk / het beroep
-tion het station
-tie = politie/informatie
koken

Slide 12 - Tekstslide

op maandag

          het is vandaag maandag
vandaag is het maandag

             ik ga morgen naar Amsterdam
morgen ga ik naar Amsterdam
.....geleden
2 dagen geleden        in de ochtend  
2 weken geleden

Slide 13 - Tekstslide

hoe laat is het?

20.25 : het is 20 uur 25
14.15: het is 14 uur 15

de trein vertrekt om 22 uur 35

meres /imerominia = op /op maandag /op 2 januari
epoxies ,mines/sabbatokuriako/diastimata tis imeras/xronologia = in
in de zomer /in januari /in het weekend / in de ochtend/in 2020
wra = om / om 8 uur
blijven

Slide 14 - Tekstslide

waar komt Ahmed vandaan?hij komt uit.......
hoe oud is hij?= hij is......jaar
waar woont hij ?.= 
hoe gaat ze naar Utrecht?
hoe heet  hij?      waar werkt hij? ziek
waar komt ze vandaan? ambulance
hoe oud is hij?        hoe heet zijn vriendin?
waar woont hij?           kennen/vinden/doen
wat studeert ze?        Griek/Griekse
waar woon je? waar woon jij? het heeft

Slide 15 - Tekstslide

.....geleden
2 jaar geleden
een week geleden
een maand geleden

boek
ontmoeten
hoe heet haar vriend?
wat doet Willem? werkt hij?
welke talen spreekt Mila?

Slide 16 - Tekstslide

1.Hoe heet je?= ik heet..........
2.Waar kom je vandaan?= ik kom uit......
3.Waar woon je?= ik woon in.................
4.Hoe oud ben je ?= ik ben............jaar
5.Wat doe je? werk je of studeer je?
6.wat is je adres?  = mijn adres is...  straat
7.wat is je postcode?= mijn postcode is.....
8.wat is je telefoonnummer?= mijn telefoonnummer is..
ee/oe

Slide 17 - Tekstslide

Het kind koopt het zwarte boek

Het zwarte boek wordt door het kind gekocht

Het kind koopt een boek 

Er wordt een boek door het kind gekocht
Ze dansen veel op het feest.
Er wordt veel op het feest gedanst.
Ze wacht op de brief - er wordt op de brief gewacht

Slide 18 - Tekstslide

ik wil koffie drinken

ik kan morgen om 5 uur komen

koken = kan je goed koken? 
hier /roken
ik wil in Amsterdam wonen
ik ga naar het werk
het werk / gaan naar 
ik moet om 8 uur naar het werk gaan

mag ik hier roken?
zullen we naar het cafe gaan? / in het weekend

gaan +aparemfato (sta telos ) - we gaan nu beginnen/ ik ga boodschappen doen
ik ga een broek kopen- wat ga je in het weekend doen?

vriend -vrienden / vriendin - vriendinnen 
ontmoeten = ik ga mijn vrienden ontmoeten
je mag hier niet roken



Slide 19 - Tekstslide