6.4: Nederland en Europa na 1945

§5.4 Samenwerking en democratie
H6: Nederland en Europa na 1945
Europese eenwording en vraagstukken
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

§5.4 Samenwerking en democratie
H6: Nederland en Europa na 1945
Europese eenwording en vraagstukken

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet jij over
de Europese Unie?

Slide 3 - Woordweb

Leerdoelen
1. Je kunt beschrijven waarom de EGKS werd opgericht.

2. Je kunt beschrijven hoe de EGKS uiteindelijk de Europese Unie werd.

3. Je kunt beschrijven op welke gebieden de EU-lidstaten samenwerken.

4. Je kunt problemen herkennen en beschrijven waar de Europese Unie tegen aanloopt.

+ kun je een standpunt innemen en uitleggen waarom jij vindt dat Nederland wel/niet bij de EU moet horen.

Slide 4 - Tekstslide

Europese eenwording
Veel landen in Europa wilden leren van WO1 en WO2. Alleen door samenwerking zou Europa er economisch bovenop komen én een oorlog voorkomen kunnen worden. 

Zes landen gingen samenwerken via de EGKS. De kolen- en staalproductie werd onder één bestuur gebracht. Dit had meerdere voordelen:
  1. Kolen waren nodig als energiebron voor fabrieken
  2. Staal was een belangrijke grondstof voor de wederopbouw
  3. Landen konden elkaar controleren op het gebied van de wapenindustrie

Slide 5 - Tekstslide

Verdere samenwerking
Veel landen zagen in dat Europese samenwerking hielp. In 1957 werd daarom de EEG opgericht. De EEG werkte ook samen in transport, landbouw, arbeid en kapitaal. 

Steeds meer landen wilden Europese samenwerking en zo werd in 1993 de EU (Europese Unie) opgericht. 
Ook na 1993 groeide het aantal lidstaten van de EU nog. In 2002 werd in de meeste EU-landen de nationale munt vervangen door één Europees geld: de euro.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Twee uitspraken:
1. Een Europese wet is belangrijker dan een landelijke wet

2. Het meeste Europese geld wordt besteed aan landbouw en infrastructuur.
A
Alleen uitspraak 1 is juist
B
Alleen uitspraak 2 is juist
C
Beide uitspraken zijn juist
D
Beide uitspraken zijn onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het goede antwoord?

Door de komst van de EU is het voor jou in de toekomst makkelijker/ moeilijker om een buitenlandse stage in een ander Europees land te lopen:
A
makkelijker
B
moeilijker

Slide 9 - Quizvraag

Welk Europese instelling doet voorstellen voor nieuwe Europese wetten en regels?
A
De Europese Commissie
B
Het Europese Parlement
C
De Raad van Ministers
D
geen van deze instellingen

Slide 10 - Quizvraag

Zet de volgende woorden in de juiste volgorde in tijd:
invoering van de euro
EGKS
EEG
Europese Unie (EU)

Slide 11 - Sleepvraag

Slide 12 - Video


Stelling: "Nederland moet uit de EU stappen!"

Neem een standpunt in. Kies 'ja' of 'nee' en leg jouw standpunt/stelling met minimaal 2 redenen uit!

Slide 13 - Open vraag

Werktijd
STAP 1
STAP 2
Klaar? 

Maak 6.4: Nederland en Europa na 1945

Hoe?
  • Zelfstandig werken
  • Vraag? Steek je vinger op!
Nakijken via Tijd voor GS.
Even wat voor jezelf

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Werktijd
STAP 1
STAP 2
Klaar? 

Maak 6.4: Nederland en Europa na 1945

Hoe?
  • Zelfstandig werken
  • Vraag? Steek je vinger op!
Nakijken via Tijd voor GS.
Even wat voor jezelf

Slide 16 - Tekstslide