Jaar 2: jaar 1 + Bijwoordelijke bepaling en naamwoordelijk gezegde.
Ook deze toets telt weer 3x mee.
Slide 7 - Tekstslide
De, het & een.
Slide 8 - Tekstslide
Lidwoorden (lw)
Het Nederlands kentdrie lidwoorden (lw): de, het, een.
Het bepaalde lidwoord (blw): de & het
(geeft één speciaal ding aan)
Het onbepaalde lidwoord: een
(kan elke willekeurig ding zijn)
Slide 9 - Tekstslide
Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).
Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden.
Suzanne (naam) en Zwolle (plaats) zijn dus zelfstandige naamwoorden.
Slide 10 - Tekstslide
Het zelfstandig naamwoord (zn)
Zelfstandig naamwoorden zijn woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten.
Je hebt concretezelfstandige naamwoorden enabstractezelfstandige naamwoorden.
Concreet betekent dat het vorm en inhoud heeft. Je kunt het zien of aanraken.
De auto, een boom.
Abstract betekent dat het niet tastbaar is. Het is niet echt.
De heks, een tovenaar.
Slide 11 - Tekstslide
Concrete zelfstandige naamwoorden
Concrete zaken:
Personen (moeder, opa, Lies, Bart…)
Dieren (hond, kat…)
Dingen (lepel, lamp, auto, kast…)
Landen en plaatsen (Frankrijk, Amsterdam, zolder, woorkamer...)
Voorbeeldzinnen:
De schipper bestuurt het schip.
De hond is erg lief.
Ik ga met de auto.
We gaan naar Amsterdam.
Slide 12 - Tekstslide
Abstracte zelfstandige naamwoorden
Abstracte zaken:
Gevoelens (liefde, haat, honger, angst…)
Tijdsruimten (dag, uur, minuut…)
Eigenschappen (grootte, dikte, hoogte…)
Gebeurtenissen (ontmoeting)
Denkbeeldige personen of zaken (elfen, heksen, luilekkerland...)
Voorbeeldzinnen:
De liefde voor Ilse ging niet voorbij.
Over een uur gaan we naar huis.
De hoogte van de toren is dertig meter.
De heksen vliegen op een bezem.
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Video
Bijvoeglijke naamwoorden (bn)
Een bijvoeglijk naamwoord vertelt iets over een mens, dier, plant, ding of naam. Het zegt dus iets over een zelfstandig naamwoord.
De blauwe trui
De aardige vrouw
De houten trap
Slide 15 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 1
Een bijvoeglijk naamwoord staat vaak direct voor een zelfstandig naamwoord
De gelukkige jongen, warme zomers, een grappig kind
Het bijvoeglijk naamwoord kan ook op een andere plek staan. Het vertelt iets over het onderwerp in die zin.
De bal is rond. De dames van het Nederlands voetbalelftal waren fantastisch.
Ook dit zijn bijvoeglijk naamwoorden.
Vind jij haar ook Facebookverslaafd? Stapelverliefd kwam Leonoor thuis.
Slide 16 - Tekstslide
Eigenschappen bijvoeglijke naamwoorden 2
Je kunt een bijvoeglijk naamwoord maken van een werkwoord. Praat mee over de afgevallen deelnemers, verdachte acties en lachende mensen.
Een bijvoeglijk naamwoord kent trappen van vergelijking: duur-duurder-duurst
Een bijvoeglijk naamwoord kan stoffelijk zijn. Het zegt dan waar het van is gemaakt. In het plastic tasje zit een stoffen doos met daarin een gouden ring.
Slide 17 - Tekstslide
Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Lidwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord
Slide 18 - Quizvraag
Jan heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord
Slide 19 - Quizvraag
De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
Slide 20 - Sleepvraag
zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
roos
lokalen
klein
Slide 21 - Sleepvraag
Huiswerk
Maak opdracht 1, 2 in het opdrachtenboekje. (Pagina 2 t/m 4).
Woensdag huiswerkcontrole.
Slide 22 - Tekstslide
Extra oefenen Cambiumned
kopieer en plak de volgende linkjes en maak de opdrachten.