Unit 3: onderdeel B

Engels
  • plattegrond
  • telefoons in telefoontas
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Engels
  • plattegrond
  • telefoons in telefoontas
  • boeken/laptop/schrift/etui op bank
  • mutsen af + jassen uit 

Slide 1 - Tekstslide

Unit 3
Films & TV programmes

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
                                                                           Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                           Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
                                                                        My brother can't eat any nuts, he's allergic.


Slide 4 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 5 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 6 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 7 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 8 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 9 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 10 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 11 - Quizvraag

Ik weet wanneer ik some of any moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Werken SB (student's book = gekleurde versie)
Maak opdracht 3 en schrijf twee voorbeelden van "some" uit de tekst in je schrift (hele zinnen opschrijven) en vier voorbeelen van "any" en schrijf die zinnen ook in je schrift. Volgende les krijg je de antwoorden hiervan.
Maak dan ook opdracht 4 op blz. 32 SB en zet de antwoorden in je schrift. Ook hier krijg je de volgende les de antwoorden van.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Writing
In de volgende dia ga je een schrijfopdracht doen, maar deze is niet zo heel moeilijk. Het gaat vooral over wanneer je hoofdletters gebruikt. Het onderwerp is school.
Geef nadat je het gemaakt hebt aan hoe je gescoord hebt in de open vraag die volgt

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Hoe heb je gescoord met de website over schrijven?

Slide 18 - Open vraag

Do you think playing computer games is bad for your health?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

Reading 3F p. 36/37
Reading strategy: Als je een meerkeuze vraag invult, moet je eerst kijken of het over iets algemeens gaat of iets specifieks. Is het specifiek dan onderstreep je de zinnen waarover het gaat in de toets!

Slide 20 - Tekstslide

Reading 3F p. 36/37
Zelf maken opdracht 4 / 5 / 7.  Opdrachten kijken we over 15 minuten na.

Homework: exercise 1 + 2 page 31 WB
Learn: Words unit 3 (zie planner Itslearning voor woordenlijst of Quizlet link)
timer
15:00

Slide 21 - Tekstslide

Homework
Do: exercise 1 + 2 page 31 WB / opdracht 4 + 7 blz. 36-37 SB
Learn: words unit 3 / past simple / past continuous / onregelmatige werkwoorden / some - any

Slide 22 - Tekstslide