07-09 : BTG 4

TODAY
- Candy Test
- Homework
- Finish BTG 3
- BTG 4 : In the kitchen
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

TODAY
- Candy Test
- Homework
- Finish BTG 3
- BTG 4 : In the kitchen

Slide 1 - Tekstslide

CANDY TEST
1. boogschieten
2. paardrijden
3. roeien
4. woestijn
5. regenwoud

Slide 2 - Tekstslide

CANDY TEST : Keys
1. archery
2. horse-riding
3. rowing
4. desert
5. rainforest

Slide 3 - Tekstslide

HOMEWORK
Ex. 4 B p. 29

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide


1. isn't wearing (is not)
2. Is ... talking
3. is making
4. am working

5. Are ... listening
6. are ... doing
7. am not working
8. is running

Slide 6 - Tekstslide

D. Reading
Read the text p. 31
Ex. 5 A - B p. 30



Finished ?
Ex. 5 C p. 30
timer
7:00

Slide 7 - Tekstslide

BTG 4 : In the kitchen
I can talk about different foods and drinks and about the flavours they have.

Slide 8 - Tekstslide

p. 32

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

A. Words
Ex. 1 p. 32


Finished ?
Ex. 2 B p. 33
timer
2:30

Slide 11 - Tekstslide

p. 33 

Slide 12 - Tekstslide

A. WORDS
Ex. 2 B p. 33


Finished ?
Ex. 2 C p. 33
timer
2:30

Slide 13 - Tekstslide

p. 34

Slide 14 - Tekstslide

B. Speaking : Ex. 3 B p. 34
timer
3:00

Slide 15 - Tekstslide

SOME / ANY

SOME en ANY betekenen beide:

  • enkele
  • wat 
  • een paar
  • geen (in combinatie met NOT)
                                                                           Ik koop elke dag wat snoep in de kantine.
                                                                     Every day I buy some sweets in the canteen.
                                                           Mijn broer mag geen noten eten, hij is allergisch.
                                                                        My brother can't eat any nuts, he's allergic.


Slide 16 - Tekstslide

SOME / ANY
Some en any hebben dus dezelfde betekenis, 
maar worden in verschillende soorten zinnen gebruikt. 

Some gebruik je in bevestigende zinnen, deze eindigen altijd met een punt of een uitroepteken en er staat geen 'not' in.

Any gebruik je in zinnen met een vraagteken 
en zinnen met het woord 'not' er in.

Slide 17 - Tekstslide

We need some tomatoes.
Do we need any tomatoes?

Slide 18 - Tekstslide

Daffy has some money.
Patrick doesn't have any money.

Slide 19 - Tekstslide

I have ___ apples left.
A
any
B
some

Slide 20 - Quizvraag

Are there ___ cakes left?
A
any
B
some

Slide 21 - Quizvraag

He hasn't got ___ time.
A
any
B
some

Slide 22 - Quizvraag

He has ___ money.
A
some
B
any

Slide 23 - Quizvraag

Some/any: uitzonderingen
'Some': als je ergens om vraagt of een aanbod doet en een positief antwoord verwacht
Can I have some water, please?
Would you like some tea?

'Any': bij 'never', 'hardly', 'without'
He never has any time.
She passed the test without making any mistakes.

Slide 24 - Tekstslide

Some/any: samenstellingen
Bij samenstellingen met 'some' en 'any' gelden dezelfde regels.
There is someone at the door.
Is anyone home?

I want to do something.
I can't do anything for you.

Slide 25 - Tekstslide

Can I have ___ lemonade, please?
A
some
B
any

Slide 26 - Quizvraag

Would you like ___ to drink?
A
something
B
anything

Slide 27 - Quizvraag

They never listen to ____.
A
someone
B
anyone

Slide 28 - Quizvraag

Can I borrow ___ money?
A
some
B
any

Slide 29 - Quizvraag

C. Grammar
Ex. 4 B p. 35




Finished ?
Read the text p. 37
timer
3:00

Slide 30 - Tekstslide

D. Reading
Read the text p. 37 :
"Eating in the dark"

Ex. 5 A-B p. 36

Finished ?
Ex. 5 C p. 36

Slide 31 - Tekstslide

ONLINE
Bridging the gap year 1
Online
Test yourself

Slide 32 - Tekstslide