Wat: Paragraaf 5.1, opdracht 1 t/m 3, 5 t/m 7 en 9
Hoe: Eerste 5 minuten stil en zelfstandig, geen vragen (rood). Daarna mag je zacht overleggen met je buur. Heb je een vraag, steek dan je hand op (oranje).
Tijd: tot 10:05
Klaar?: Maak opdracht 4 in je
werkboek of op een werkblad (bij mij te krijgen).