oefentoets 1.2 en 2.2 made in NL RZ

Oefentoets M2: H1 p 1.1 & 1.2 
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Oefentoets M2: H1 p 1.1 & 1.2 

Slide 1 - Tekstslide

Planning deze les: 
  • Klassenlijst
  • maken OEFENtoets 
  • Nabespreken oefentoets
  • Maken Quizvragen klassikaal
  • Vragen over de 2 paragrafen? 
  • Samenvatting maken 1.1 en 1.2  
  • Bespreken volgende week 

Slide 2 - Tekstslide

Start oefentoets
De oefentoets bestaat uit 9 vragen. In totaal kan je 20 punten verdienen. De toets maak je voor jezelf alsof het een echte toets is. Na de toets kijken we de toets per vraag na. 

Slide 3 - Tekstslide

Antwoorden oefentoets: 

Slide 4 - Tekstslide

Vraag 1: (3 pt)
  • a = zuivelveeteelt; b = vleesveeteelt; c = akkerbouw; d = groente en bloemen; e = fruitteelt (elke fout = -1)

Slide 5 - Tekstslide

Vraag 2: (3 pt)
  • 1: bloemen, bloembollen en sierplanten; 2: zuivelproducten; 3: vlees (elke fout -1)

Slide 6 - Tekstslide

Vraag 3: (1pt)
  • a. Seizoensarbeid wordt door buitenlandse werknemers gedaan omdat in de landen waar zij vandaan komen veel werkloosheid is.
  • b. Scholieren helpen in de zomer vaak bij de oogst.

Slide 7 - Tekstslide

Vraag 4: (1pt)

Slide 8 - Tekstslide

Vraag 5: (2pt)


  • Omdat boeren meer machines gebruiken, kan één persoon veel meer (op veel grotere schaal) produceren.

Slide 9 - Tekstslide

Vraag 6: (2pt)
  • a. In de biologische landbouw zijn de opbrengsten per hectare lager.
  • b. Omdat mensen gezond / goed geproduceerd voedsel belangrijk vinden, zijn mensen bereid extra te betalen voor biologische producten.

Slide 10 - Tekstslide

Vraag 7: (3pt)
  • B, C, E 

Slide 11 - Tekstslide

Vraag 8: (3pt)
  • 1: In steden zijn werknemers (arbeidsmarkt);
  • 2: In steden is een afzetmarkt;
  • 3: In steden zijn andere bedrijven om mee samen te werken (agglomeratie-effect).

Slide 12 - Tekstslide

Vraag 9: (1pt)

  • Een autofabriek heeft meer verschillende toeleveranciers dan een suikerfabriek, omdat een auto uit heel veel verschillende onderdelen bestaat.

Slide 13 - Tekstslide

Olie wordt vervoerd van Irak naar de haven van Rotterdam
A
Massa of bulkgoed
B
Stukgoed

Slide 14 - Quizvraag

Welk landbouwproduct wordt niet door Nederland geëxporteerd?
A
Bloemen
B
Zuivel
C
Vlees
D
Sojabonen

Slide 15 - Quizvraag

Boer Gijs stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu verbouwd hij alleen maar graan.
A
Dit is mechanisatie.
B
Dit is specialisatie.
C
Dit is seizoensarbeid.
D
Dit is industriële inertie.

Slide 16 - Quizvraag

Welke sector is in Nederland de grootste werkgever?
A
Diensten
B
Landbouw, visserij en mijnbouw
C
Industrie
D
Alle drie even groot

Slide 17 - Quizvraag

Hoe heet het overladen van goederen van zeeschepen op andere vervoermiddelen, die de goederen verder vervoeren?
A
Overnemen
B
Overslag
C
Zeeslag
D
Industriële inertie

Slide 18 - Quizvraag

Wie heeft er een grotere reikwijdte?
A
Intertoys
B
Supermarkt
C
Sportschool
D
Academisch ziekenhuis

Slide 19 - Quizvraag

Welk begrip past het best bij een koe die gemolken wordt door een melkmachine?
A
Reikwijdte
B
Specialisatie
C
Mechanisatie
D
Akkerbouw

Slide 20 - Quizvraag

Knooppunt in transportroutes tussen werelddelen
A
Mainport
B
Massagoederen
C
Achterland
D
Kruispunt

Slide 21 - Quizvraag

De haven van Rotterdam heeft een ...... achterland.
A
Groot
B
Klein

Slide 22 - Quizvraag

Welke voorziening is niet-commercieel?
A
Huisartsenpost
B
Supermarkt
C
Autogarage
D
Theater

Slide 23 - Quizvraag

Wat is GEEN reden voor een bedrijf om zich in een stad te vestigen?
A
De arbeidsmarkt
B
De afzetmarkt
C
Kans op agglomeratie-effect
D
Kans op korting van de stad

Slide 24 - Quizvraag

Een meubelboulevard is een voorbeeld van een dagelijkse voorziening
A
Waar
B
Niet waar

Slide 25 - Quizvraag

Welke internationale factoren zorgen ervoor dat de Rotterdamse haven zo belangrijk is? (Meer antwoorden)
A
Ligging in een welvarend, dichtbevolkt gebied
B
Nederlanders bestellen steeds meer via internet
C
In de haven wordt veel werk door robots gedaan
D
Goede infrastructuur naar achterland

Slide 26 - Quizvraag

Schiphol trekt veel bedrijven aan
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quizvraag

Boer Jan stond bekend om het verbouwen van graan en het houden van koeien. Nu heeft hij alleen nog koeien.
A
Dit is mechanisatie.
B
Dit is specialisatie.
C
Dit is seizoensarbeid.
D
Dit is industriële inertie.

Slide 28 - Quizvraag

Pakken melk die worden vervoerd worden naar de supermarkt is een voorbeeld van?
A
Massagoed
B
Stukgoed

Slide 29 - Quizvraag

Dit is een voorbeeld van massagoed.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 30 - Quizvraag

Welk soort landbouw vind je aan de kust bij Nederland. Schiphol is vaak op korte afstand.
A
Vleesveeteelt
B
Groente en bloemen
C
Akkerbouw
D
Fruitteelt

Slide 31 - Quizvraag

Welke sector is in Nederland de grootste werkgever?
A
Diensten
B
Landbouw, visserij en mijnbouw
C
Industrie
D
Alle drie even groot

Slide 32 - Quizvraag

Hoe noemen we het dat boeren steeds grotere stukken land gingen bewerken?
A
Mechanisatie
B
Schaalvergroting
C
Specialisatie
D
Biodiversiteit

Slide 33 - Quizvraag

De redenen waarom bedrijven voor een bepaalde plaats kiezen, noemen we?
A
Industriële inertie
B
Vertrekredenen
C
Vestigingsplaatsfactoren
D
Denken ze daar over na?

Slide 34 - Quizvraag

In Nederland staan best veel hoofdkantoren van Multinationals.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quizvraag

Tegenwoordig is nog maar 2% van de beroepsbevolking werkzaam in de landbouw?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 36 - Quizvraag

Vragen over de leerstof?
- Maak al je opdrachten 1.1 en 1.2 compleet 
- maak een samenvatting van beide paragrafen

Slide 37 - Tekstslide