KT1, week 45, les 1; theorie bloed

Anatomie, Fysiologie en Pathologie

Anatomie bloed                                                  


Module 1B
Week 45, les 1
2023-2024

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
Anatomie Fysiologie PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Anatomie, Fysiologie en Pathologie

Anatomie bloed                                                  


Module 1B
Week 45, les 1
2023-2024

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesinhoud
  • Welkom + Osiris
  • Terugblik vorige les
  • Samenstelling bloed en functie. Hierbij zal dit vanuit de LessonUp interactief zijn met theorie en daaraan gekoppeld vragen + filmpjes.
  • Afsluiting en huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
Aan het eind van de les kan je:
  • Benoemen uit welke onderdelen het bloed bestaat.
  • Uitleggen wat de belangrijkste functies zijn van rode bloedcellen, witte
       bloedcellen en bloedplaatjes.
  • Je weet hoe en wat ABO inhoudt



Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vorige les
  • Wat is precies een trombosebeen? En een longembolie dan?
  • Verhoogde RR/, wat is dat? Oorzaken?
  • Wat is de functie van een poortader?
  • Vertel eens? Wat is precies een aneurysma?

Vanuit je boek wat je moest leren (Medische kennis H.3):
  • Wat is orthostatische hypotensie?
  • Hoe zit het met flauwvallen? Wat gebeurd er dan in je lichaam?
  • Wat betekent tromboflebitis?
  • En chronische veneuze insufficiëntie dan? Wat is dit en hoe dan dit ontstaan?


Slide 4 - Tekstslide

Wat is een orthostatische hypotensie?
= lage RR/ bij opstaan

Orthostatisch betekent een ''rechtop-houding''. 
Samen geven deze woorden aan dat de bloeddruk daalt bij het opstaan vanuit een liggende of zittende houding. 
Bij iemand met orthostatische hypotensie kan de bloeddruk in liggende houding normaal of zelfs hoog zijn, maar wanneer iemand gaat staan daalt de bloeddruk.

En flauwvallen dan?  Hoe zit dat?
Dit gebeurt doordat je bloeddruk zakt en je hersenen onvoldoende zuurstof krijgen. Je voelt het aankomen (dit is meestal onschuldig)= vasovagale synope
Zenuwstelsel reageert met een vertraging van je hartslag en een kortdurende verwijding van je bloedvaten. (licht in het hoofd, overmatig transpireren, misselijk of wazig zien).
Oorzaken van flauwvallen zijn
een lage bloeddruk, 
te snel opstaan, 
oververhitting, 
te weinig eten of drinken, 
stress (schrikken/emotie),
 hartklachten 
en vermoeidheid.

Wat is tromboflebitis?
Oppervlakkige aderontsteking.
= vaak een spatader (varices)

chr. veneuze insufficientie:
complicatie van DVT.
DVT beschadigt aderen en dus ook de kleppen. Daardoor ontstaat varices.

Hierdoor is de afvoer van bloed niet meer optimaal. Bij chr. v. insuff. is dat nog erger waardoor de druk in de aderen zo sterk zijn toegenomen dat vocht zich in de weefsels ophoopt. (oedeem). Dit leid tot beschadiging doordat bindweefsel onder druk komt te staan. 

Vaak zie je oedeem, pigmentatie en eczeem. 
Klachten zijn; jeuk, oedeem en pijn. --> door minder goede doorbloeding kan dit leiden tot een ulcus cruris venosum (=open been).
Boek
  • Medische terminologie anatomie en fysiologie: H.7

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloed
  • 7% van ons lichaamsgewicht is bloed  (iemand van 70kg heeft dus ongeveer 5 liter bloed)
  • Gemaakt door stamcellen in beenmerg van grote botten

Slide 6 - Tekstslide

Grote botten zoals het bekken en de wervels

Een pasgeboren baby heeft
ongeveer 400 ml bloed. Dat is nog
geen klein flesje cola vol!

Volwassenen hebben veel meer bloed:
ongeveer 5 liter. En dat is een halve emmer vol.

Uit welke 4 onderdelen bestaat bloed?
A
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en zuurstof
B
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en koolstofdioxide
C
bloedplasma, rode-, witte bloedcellen en bloedplaatjes
D
bloedplasma, rode-, blauwe bloedcellen en bloedplaatjes

Slide 7 - Quizvraag

C
Deze en de volgende vraag gebruiken om voorkennis te activeren.
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 8 - Quizvraag

D

Slide 9 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 10 - Tekstslide

Beenmerg --> die maken stamcellen --> maken rode/witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Rode - zuurstoftransport
Witte - afweer
Bloedplaatjes - bloedstelping
Bloedcellen: Rood
Rode bloedcellen: Erytrocyten (95% van aantal bloedcellen)
  • Zorgen voor rode kleur van bloed
  • Geen celkern
  • Leven 120 dagen
  • Worden continu aangemaakt in rode beenmerg
  • Transport van zuurstof door hemoglobine
  • Hematocrietwaarde: hoeveel procent bloed bestaat uit rode bloedcellen


Afbraak in rode beenmerg en milt: ijzer en bilirubine

Slide 11 - Tekstslide

Hemoglobine geeft ook de rode kleur aan het bloed/de bloedcel

Zuurstof kan slecht oplossen in een vloeistof, heeft iets nodig om zich aan te binden = hemoglobine.
Kleur is donker als er geen zuurstof aan gebonden is, anders lichtrood.

IJzer en bilirubine zijn de afbraakproducten van hemoglobine en worden via gal met de ontlasting uitgescheiden.

Bloedcellen: Wit
Witte bloedcellen: Leukocyten
  • Gemaakt in rode beenmerg, milt en lymfeknopen
  • Niet veel, maar kunnen snel vermeerderen 
  • Hebben een celkern en geen vaste vorm
  • Beschermen tegen infecties, vreemde stoffen , bacteriën en virussen


70% Granulocyten: 
  • Bevatten korrels in cytoplasma
  • 'Eten' ziekteverwekkers
      op (fagocytose)

25% Lymfocyten:
  • Specifieke afweer (B- en T-lymfocyten) en immuniteit
  • Produceren antistoffen

Slide 12 - Tekstslide

Zoals gezegd worden antistoffen geproduceerd door de lymfocyten. 

In dit verband dient te worden opgemerkt dat het aidsvirus alle lymfocyten uitschakelt. Aidspatiënten kunnen dus geen antistoffen meer produceren. Zij zijn dus nog nauwelijks in staat om weerstand te bieden tegen micro-organismen.

Als rode bloedcellen na 120 dagen uit elkaar vallen ruimen de witte bloedcellen dit op.
 

Slide 13 - Video

Hier zie je Fagocytose door 70% Granulocyten:

Bevatten korrels in cytoplasma
'Eten' ziekteverwekkers
  op (fagocytose)
Bloedplaatjes
Bloedplaatjes: Trombocyten (stollingscellen)
  • Stukjes van cellen uit het rode beenmerg
  • Geen celkern
  • Kleiner dan bloedcellen
  • Leven ongeveer een week
  • Spelen een rol bij bloedstolling

Slide 14 - Tekstslide

Bloedplaatjes zijn zelf dus geen cellen

Worden aangemaakt in het rode beenmerg

Bloedstolling: het proces waardoor bloed klontert en hard wordt. Het is één van de processen die bloedverlies bij verwondingen beperkt.


Slide 15 - Video

wond:
1. Spiercellen gaan samentrekken
2. bloedplaatjes hechten aan wand van vat(vaatje) (wond).
3. tijdens hechten chemische stof vrij -->
    fibrinogeen word geactiveerd.
4. fibrinogeen maakt fibrinedraden-
    netwerk van draden
5. korstvorming - stolling ( trombus)
6. genezing

Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen m.b.v. stollingsfactoren in het bloedplasma een keten van reacties op gang =  trombokinase
Vraag 5: Vul de juiste woorden in op de juiste plek.
Bloedplaatjes worden ook wel                         genoemd. Bij beschadiging breken ze snel, waardoor er                                vrijkomt, wat nodig is voor de bloedstolling. Na een ingewikkeld proces wordt het plasma-eiwit                               omgezet in                               . Dit vormt een dicht netwerk waarin het stolsel, de                         blijft hangen.
trombocyten 
trombokinase
fibrinogeen
fibrine
trombus

Slide 16 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bloedplasma
Bloedplasma: 55% van het bloedvolume
Heldere, lichtgele vloeistof dat stoffen vervoert
  • Water (91%): warmteregeling, oplosmiddel
  • Plasma-eiwitten (7%): uitwisseling van stoffen met cellen, zorgen voor stroperigheid van bloed, binding van zouten en afvalstoffen 
  • Zouten (0,9%): invloed op bloeddruk, werking van spieren
  • Voedingstoffen: glucose, aminozuren, vetzuren en vitaminen
  • Afvalstoffen: ureum, urinezuur, koolstofdioxide, bilirubine

Slide 17 - Tekstslide

Plasma in je vaten = gele vloeistof waarin rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes rondzwemmen.

De plasma-eiwitten zijn erg belangrijk:
Je bloed zit ook vol met eiwitten. Bloed bestaat voor 45% uit bloedcellen en voor 55% uit plasma.
In het bloedplasma zitten wel duizenden verschillenden eiwitten.

Aantal plasma-eiwitten is betrokken bij de bloedstolling (fibrinogeen)
Plasma-eiwitten kunnen een afweerfunctie hebben, omdat de in ons bloed voorkomende antistoffen tot de plasma-eiwitten behoren.
Herhaling en goed om te weten
  • Pus: een mengsel van dode witte bloedcellen gedode bacteriën.
  • Etter: is een ander woord voor pus.
  • Hemoglobine: een stof is die rode bloedcellen maakt.
  • Trombose: een ander woord voor een bloedprop (door bloedstolling) in een
                           bloedvat.
  • Rode bloedcellen: hebben geen celkern, net als bloedplaatjes.
  • Bloedstolling: wordt veroorzaakt door bloedplaatjes en een stof in je
                                  bloedplasma.
  • Witte bloedcellen: hebben wel een celkern en kunnen door de wand van
                                           haarvaten door.

Slide 18 - Tekstslide

Hieronder 14 vragen gekoppeld aan de theorie die net is gegeven.
Wat is blijven hangen? Wat weet je nu al?
Bloedplaatjes
Rode bloedcellen
Witte bloedcellen
Bloedstolling
Afweer
Zuurstof vervoeren
Hemoglobine
Antistoffen maken

Slide 19 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sleep naar doel : 1, 2, nr.4 en nr. 8
A
B
nr. 4
nr 8
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 20 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

nr 4
nr 7
nr 8
witte bloedcellen
rode bloedcellen
bloedplasma
vaste bestanddelen
water

Slide 21 - Sleepvraag

1= C
2 = D

nr 3
nr 5
nr 6
eiwitten
bloedplaatjes
bestaat vooral uit water
vaste bestanddelen
opgeloste stoffen

Slide 22 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hebben bloedplaatjes een celkern?
A
ja
B
nee

Slide 23 - Quizvraag

B

Welk van de volgende onderdelen van het bloed
heeft een celkern?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplasma
D
bloedplaatjes

Slide 24 - Quizvraag

B

Een mogelijke oorzaak van bloedarmoede is ijzertekort.

In welk gedeelte van het bloed is dit terug te vinden.
A
De rode bloedcellen
B
De witte bloedcellen
C
De bloedplaatjes
D
Het bloedplasma

Slide 25 - Quizvraag

A
Wat is de belangrijkste taak
van de rode bloedcellen?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Afweer

Slide 26 - Quizvraag

A
Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen? Dit kan zuurstof vervoeren.
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 27 - Quizvraag

D

Iemand met bloedarmoede
heeft te weinig...
A
Zuurstof
B
Voedingsstof
C
Hemoglobine
D
Bloed

Slide 28 - Quizvraag

C
Hier gaan we het de volgende les  uitgebreider over hebben.

Even een link naar MTH:
Acceptabele waarden HB meting:
Vrouwen: 7,5-10
Mannen: 8.1 -11
Alcohol wordt vervoerd door het bloed.
Door welk bestanddeel van bloed
wordt alcohol vervoerd?
A
rode bloedcellen
B
witte bloedcellen
C
bloedplaatjes
D
bloedplasma

Slide 29 - Quizvraag

D

Waar bestaat bloedplasma uit?
A
water en zout
B
water en opgeloste stoffen
C
water en eiwitten en opgeloste stoffen
D
water en zout en eiwitten

Slide 30 - Quizvraag

C
Wat is de belangrijkste taak van de Bloedplaatjes?
A
Vervoeren van zuurstof
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Het vloeibaar maken van bloed, zodat het goed kan stromen.

Slide 31 - Quizvraag

C
Wat is de belangrijkste taak van de witte bloedcellen?
A
Zuurstof vervoeren
B
Ziekteverwekkers doden
C
Bloed laten stollen
D
Zuurstof en koolstofdioxide vervoeren

Slide 32 - Quizvraag

B
ABO stelsel

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 34 - Video

De resusfactor is een eiwit dat zich op de rode bloedcellen kan bevinden en daarmee een deel van de bloedgroep bepaalt. 
Wanneer dit eiwit aanwezig is op de rode bloedcellen ben je resuspositief. Zonder dit eiwit ben je juist resusnegatief.

Op de buitenkant van de rode bloedcellen zitten eiwitten die antigenen worden genoemd.
Bloedgroep A heeft bijvoorbeeld antigeen A op zijn bloedcel. Als er vreemde antigenen binnendringen, worden antistoffen geproduceerd.
Rhesus-bloedgroepensysteem
Rhesus-bloedgroepensysteem: gebaseerd op rhesusantigenen

  • Rhesuspositief (+): het rhesusantigeen is aanwezig
  • Rhesusnegatief (-): er is geen rhesusantigeen aanwezig

Antilichamen tegen het rhesusantigeen worden pas aangemaakt na het eerste contact

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huiswerk
Leer:
  • Medische terminologie anatomie en fysiologie: H. 7

Maak:
  • Opdracht bloed
  • Bloedgroepen en bloedziekten op C.L. tot opdracht 7. 


                     7 November uiterlijk  23.00 uur moeten alle MBO leren/Medilect afgerond zijn om deel te kunnen nemen aan de
                      toets. Let daarbij ook op de 2 ingeleverde opdrachten (zie Cum Laude schema). 
                      Weet dat er  vanaf nu, vanuit KT1 theorie,  geen nieuwe MBO-leren/Medilect opdrachten meer bij komen!



Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies