Les sports

Les sports

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les sports

Slide 1 - Tekstslide

Les sports

Slide 2 - Woordweb

jouer au football
jouer au tennis
jouer au basketball
jouer au hockey
faire du patinage
faire de la plongée
faire de la gymnastique
faire du cheval
Quand est-ce qu'on dit 'jouer' et quand 'faire de'?

Slide 3 - Tekstslide

Jouer au ...
baseball
volleyball
hockey
tennis

Jouer au + ballon/balle



Slide 4 - Tekstslide

Faire
du patinage
du cheval
de la gymnastique

Les autre sports (pas de balle)

Slide 5 - Tekstslide

'jouer' ou 'faire'?

... tennis
A
jouer au
B
faire du

Slide 6 - Quizvraag

'jouer' ou 'faire'?

... natation
A
jouer à la
B
faire de la

Slide 7 - Quizvraag

'jouer' ou 'faire'?

basketball
A
jouer au
B
faire du

Slide 8 - Quizvraag

'jouer' ou 'faire'?

... rugby
A
jouer au
B
faire du

Slide 9 - Quizvraag

'jouer' ou 'faire'?

... snowboard
A
jouer au
B
faire du

Slide 10 - Quizvraag

Jouer

je joue
tu joues
il joue
nous jouons
vous jouez
ils jouent
Faire (irrégulier)

je fais
tu fais
il fait
nous faisons
vous faites
ils font

Slide 11 - Tekstslide

Les exceptions
  • nager (faire de la natation)
  • patiner (faire du patinage)
  • courir

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Ils font quel sport?

Slide 14 - Tekstslide

Vocabulaire 1A
Répète les mots

Slide 15 - Tekstslide

Quel sport fais-tu?

Slide 16 - Open vraag

Quel sport est-ce que tu regardes à la télévision?

Slide 17 - Open vraag

Au travail!
  • Lis voca 1A
  • Fais exercice 7 dans ton cahier
  • Fais exercice 8
  • Lis grammaire 10
  • Fais exercice 9


Wachtwerk: extra exercice 1 - page 53

Slide 18 - Tekstslide

Qu'est-ce que tu as appris?
Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Tekstslide

le doigt
A
de vinger
B
de hand
C
de arm
D
het been

Slide 20 - Quizvraag

le corps
A
de oren
B
de hand
C
het lichaam
D
voetballen

Slide 21 - Quizvraag

faire du vélo
A
fietsen
B
volleyballen
C
sporten
D
het hoofd

Slide 22 - Quizvraag

les oreilles
A
de ogen
B
de oren
C
de vingers
D
het oor

Slide 23 - Quizvraag

de arm

Slide 24 - Open vraag

sporten

Slide 25 - Open vraag

skaten

Slide 26 - Open vraag

de neus

Slide 27 - Open vraag

zwemmen

Slide 28 - Open vraag

Les devoirs pour vendredi (le 7 avril) la 5ième heure:

  • apprendre voca 1A (seulement la prononciation)
  • faire exercice 7, 8 + 9 (A+B)

Slide 29 - Tekstslide

Herhaling
 Om te herhalen, bekijk de volgende slides en maak de oefeningen.

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Video

Slide 32 - Video

avoir
j'ai
tu as
il a
elle a
on a
nous avons
vous avez
ils ont
elles ont
hebben
ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft
wij hebben
jullie hebben / u heeft
zij hebben
zij hebben

Slide 33 - Tekstslide

être
je suis
tu es
il est
elle est
on est
nous sommes
vous êtes
ils sont
elles sont
zijn
ik ben
jij bent
hij is
zij is
men is
wij zijn
jullie zijn / u bent
zij zijn
zij zijn

Slide 34 - Tekstslide