V3 Genetica Les 1: Introductie tot erfelijkheid en stamboom

Thema 2 Genetica
Introductie tot erfelijkheid en stamboom
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Thema 2 Genetica
Introductie tot erfelijkheid en stamboom

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen en begrippen
1. Je kunt omschrijven wat het fenotype en wat het genotype van een organisme is.  

2. Je kunt omschrijven wat DNA-sequentie en genexpressie betekenen.  

3. Je kunt uitleggen dat een fenotype tot stand komt door de combinatie van genotype en de invloed van milieufactoren.


Begrippen: fenotype, genotype, karyotype, chromosomenportret/karyogram, homologe chromosomen, geslachtschromosomen, gen, nucleotiden, genoom, basenparing, DNA-sequentie, allel, genexpressie, inactivatie, milieufactoren, modificatie, aangeboren afwijking, erfelijke ziekte/aandoening

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Genotype: alle erfelijke informatie die vastligt in het DNA/chromosomen

Fenotype: het uiterlijk van een organisme

Slide 4 - Tekstslide

Genotype
  • In élke cel van je lichaam is dezelfde erfelijke informatie aanwezig (alleen niet in cellen zonder kern: rode bloedcellen)

  • Mensen hebben in elke lichaamscel 46 chromosomen (23 paren)

  • Een stukje DNA waar informatie staat over één bepaalde eigenschap = GEN


Slide 5 - Tekstslide

Fenotype

  • Het fenotype zijn de waarneembare eigenschappen van een organisme

  • Je kunt je fenotype aanpassen

  • Deze aanpassingen geef je niet door aan je nakomelingen

Slide 6 - Tekstslide

Diploïd / haploïd
Lichaamscellen zijn diploïd
(chromosomen in paren)

Geslachtscellen zijn haploïd
(chromosomen in enkelvoud)

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

[46,XY]

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Genen
Voor elke erfelijke eigenschap geldt:
Je hebt 1 gen van je moeder en 1 gen van je vader gekregen

Slide 11 - Tekstslide

Een baby is dus een mix van 2 sets van 23 chromosomen
De moeder heeft voor elke erfelijke eigenschap 2 genen. Ze geeft er maar 1 door in haar eicel van elke eigenschap.
De vader heeft dit ook. 

Een baby is dus een mix van de genen.

Slide 12 - Tekstslide

Voorbeelden van erfelijke/genetische eigenschap

Slide 13 - Tekstslide

Welke duim heb jij?

Slide 14 - Tekstslide

Welke variant heb jij? Links of rechts?

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Vragen

Slide 18 - Tekstslide

Welke stelling is juist?
A
Fenotype = genotype + milieu
B
Milieu = genotype + fenotype
C
Genotype = fenotype + milieu

Slide 19 - Quizvraag

Mathilde laat haar haren blonderen bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype?
En haar fenotype?
A
genotype wel fenotype niet
B
genotype niet fenotype wel
C
genotype niet fenotype niet
D
genotype wel fenotype wel

Slide 20 - Quizvraag

Heeft een vlinder hetzelfde fenotype als de rups waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?
A
alleen hetzelfde fenotype
B
alleen hetzelfde genotype
C
zowel hetzelfde fenotype als hetzelfde genotype

Slide 21 - Quizvraag

Dit hiernaast is een karyogram van een....
A
zaadcel
B
eicel
C
lichaamscel
D
is niet te zeggen

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel chromosomenparen hebben de meeste mensen in hun lichaamscellen?
A
22
B
23
C
44
D
46

Slide 23 - Quizvraag

Hoeveel erfelijk materiaal heeft een gameet (geslachtscel), ten opzichte van een gewone cel.
A
Net zoveel
B
1/2
C
1/4
D
2x zoveel

Slide 24 - Quizvraag

Een allel is een variant van een
A
basepaar
B
nucleotide
C
gen
D
chromosoom

Slide 25 - Quizvraag

Opdracht:
Teken je stamboom vanaf je grootouders tot jezelf.


  • Gebruik symbolen: vierkanten voor mannen en cirkels voor vrouwen. 
  • Kleur de vierkanten en cirkels niet in!
  • Noteer namen. 


Slide 26 - Tekstslide