Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2
In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
SO H1 basis 2 en 3 (T)
Deze toets maak je in LessonUp. Zorg er voor dat je de toets inlevert wanneer je klaar bent.
Succes!
Slide 1 - Tekstslide
Welke omschrijving van het absolutisme is juist?
A
Manier van regeren waarbij de president alle macht van God heeft gekregen en daardoor het alleenrecht heeft.
B
Manier van regeren waarbij de ministers niets tegen de vorst kunnen inbrengen, omdat zo moet van de kerk.
C
Manier van regeren waarbij de vorst alle macht in handen heeft omdat God hem al die macht gegeven zou hebben.
D
Manier van regeren waarbij het parlement alle macht heeft en de koning niets te zeggen heeft.
Slide 2 - Quizvraag
Wat hoort bij welke stand?
1e stand
2e stand
3e stand
Adel
Belasting betalen
Geestelijken
Leiding geven aan het leger.
Wonen in kastelen en betalen geen belasting.
Mis voordragen in de kerk.
Hebben kloosters en veel grond.
Boeren en burgers
Slide 3 - Sleepvraag
Noem drie oorzaken van de Franse Revolutie.
Oorzaken
Geen oorzaken
Belastingplicht voor de adel.
Absolute macht van de koning.
Strenge leefregels van de kerk.
Er heerste veel armoede op het platteland. Ondanks dat verhoogde de koning weer de belasting.
Bestorming van de Bastille.
De burgers waren ontevreden over de oneerlijke standensamenleving.
Slide 4 - Sleepvraag
Zet de zinnen in de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
De Staten-Generaal worden bijeengeroepen.
Lodewijk XVI wil het belastingsysteem veranderen.
De 3e stand loopt boos weg uit de vergadering en richt de Nationale vergadering op.
Het Franse bestuur dreigt failliet te gaan.
De 3e stand maakt een grondwet.
Slide 5 - Sleepvraag
Welke zin over voorrechten klopt niet?
A
Alleen leden van de adel konden de hoge banen krijgen in het leger en als ambtenaar.
B
De adel en geestelijken werden minder streng gestraft voor zelfde misdaden.
C
De adel en geestelijken hoefden geen belasting te betalen.
D
De geestelijken mochten kloosters bouwen met geld uit de schatkist.
Slide 6 - Quizvraag
Met spotprenten wilde de bourgeoisie het gewone volk bereiken. Leg uit wat de tekenaar wilde zeggen met deze prent. Gebruik hierbij minstens 2 voorbeelden uit de bron.
Slide 7 - Open vraag
Wat wordt er gezien als het startsein van de revolutie?
A
De bestorming van de Bastille.
B
Het bijeen komen van de nationale vergadering.
C
Het maken van de grondwet.
D
De onthoofding van Lodewijk XVI
Slide 8 - Quizvraag
Frankrijk kreeg in 1791 een grondwet. Daarin stonden de grondrechten. De burgers werden voortaan gelijk. Wat werd er afgeschaft?
Slide 9 - Open vraag
Wat is juist of onjuist?
Juist
Onjuist
In de derde stand zaten alleen arme mensen.
Mensen uit de tweede stand hadden vooral rechten.
De Franse koning en koningin werden in 1789 onthoofd.
In de 18e eeuw was Frankrijk een standensamenleving.
De bestorming van de Bastille wordt gezien als het einde van de revolutie.
Robespierre was de leider van de revolutie in de tijd van de terreur.
Slide 10 - Sleepvraag
Was de schrijver een voor- of tegenstander van de revolutie? Leg je antwoord uit.
Slide 11 - Open vraag
Lees de bron nog een keer. Welke zin over de schrijver van het pamflet is juist?
A
Hij laat vooral zijn mening horen.
B
Hij somt vooral feiten op, dingen die echt gebeurd zijn.