verkleinwoorden 29 september

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

  1. dinsdag: 
  • LessonUp verkleinwoorden
  • zinsaccenten via Disk
  • lezen: Geschiedenis
  • lezen in groepen

grammatica zelf verder
Toets maken
Eigen methode
Lees mee 15/16
Quizlet:
Geschiedenis
Lees mee 15 voor woordentoet


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

verkleinwoorden = alle verkleinwoorden zijn het woorden 

 de zus                    het zusje 
 het kind                 het kindje
 de taart                  het taartje
 de dochter            het dochtertje
 de bon                   het bonnetje
de bloem               het bloempje


Alle verkleinwoorden zijn het-woorden.

Slide 4 - Tekstslide

kijk goed!

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden: goed of fout?
wagentje
A
goed
B
fout

Slide 6 - Quizvraag

Bij verkleinwoorden is het lidwoord altijd:
A
de
B
een
C
het
D
dit

Slide 7 - Quizvraag

Verkleinwoorden: goed of fout?
Jongetje
A
goed
B
fout

Slide 8 - Quizvraag

een klein oog is een ...............

Slide 9 - Open vraag

Een kleine ster is een ...........

Slide 10 - Open vraag

een kleine deur is een .................

Slide 11 - Open vraag

eeen klein raam is een .........

Slide 12 - Open vraag

een kleine man is een ............

Slide 13 - Open vraag


A
het taveltje
B
het tafeltje
C
de tafeltje
D
het tafelje

Slide 14 - Quizvraag

Een kleine pen
A
het pentje
B
het penje
C
het pennetje
D
de pennetje

Slide 15 - Quizvraag

Dit is een .............

Slide 16 - Tekstslide

geduldig = rustig de tijd nemen
Je moet geduldig zijn als je vist
het beroep = werk wat je doet om  geld te verdienen

Slide 17 - Tekstslide

het eiland
het karakter = hoe je bent
Ze heeft een gevoelig karakter

Slide 18 - Tekstslide

fluiten
Je kunt ook fluiten met je mond
klagen = vaak zeggen wat er niet goed is
Leerlingen klagen over de toetsen: veel te moeilijk!

Slide 19 - Tekstslide

mompelen = niet duidelijk praten
per ongeluk= ik deed niet expres

Slide 20 - Tekstslide

overdreven = te veel
Haar make-up is een beetje overdreven
noodgedwongen = omdat het moet
We zitten noodgedwongen thuis

Slide 21 - Tekstslide

o.a. = ondere andere
Ik zie veel woorden o.a. Relax
achteruit = naar achteren
Zij rijdt achteruit

Slide 22 - Tekstslide

de godsdienst =
de religie
de traditie = iets wat mensen altijd zo doen

Slide 23 - Tekstslide

pureren = fijnmaken
de klontjes
stukjes in de pap of soep

Slide 24 - Tekstslide

spreken = praten
het publiek

Slide 25 - Tekstslide

Vormen werkwoorden (fluiten)
1. hele ww (infinitief):            fluiten
2. pv tt:                                         fluit, fluit, fluiten
3. pv  vt:                                       floot, floot, floten
4. voltooid deelwoord:       (ik heb) gefloten
5. onvoltooid deelwoord:  fluitend (ging ik naar huis)
6. bijv. gebr. vdw:                   de fluitende conducteur

Slide 26 - Tekstslide

Hij praat niet duidelijk, hij ...
A
denkt
B
spreekt
C
mumpelt
D
mompelt

Slide 27 - Quizvraag

Is dat niet een beetje...............
A
overgeven
B
overnemen
C
overdreven
D
overheven

Slide 28 - Quizvraag

wat is dit?
A
het beroep
B
het bedrijf
C
de leerlingen
D
de collega

Slide 29 - Quizvraag


A
de godsdienst
B
de religie
C
de landen
D
de culturen

Slide 30 - Quizvraag

Om een vis te vangen moet je ...zijn
A
sterk
B
moedig
C
stoer
D
geduldig

Slide 31 - Quizvraag

pureren = fijnmaken
Pureren
Pureren is het fijnmaken van eten. Dat kan rauw eten zijn. Zoals voor een fruithapje of een smoothie. Lekker, zo’n frisse mix van yoghurt en fruit. Maar het kan ook gekookt eten zijn. Zoals bij aardappelpuree of appelmoes.

Zonder klontjes
De bedoeling van pureren is dat je eten fijnmaakt. Zó fijn dat er geen klontjes meer in zitten. Dat kan nodig zijn omdat dat lekkerder is. Zoals bij aardappelpuree. Maar het is ook handig als iemand zijn eten niet kan kauwen. Zoals een baby. Of een oud iemand die geen tanden meer heeft.

Slide 32 - Tekstslide

Waarom wordt voedsel voor baby’s gepureerd?

Slide 33 - Open vraag

Wat is rauw voedsel?

Slide 34 - Open vraag

Waarom pureren mensen eten?

Slide 35 - Open vraag