Nask VMBO 2 KGT H 8 Licht

Wat zijn natuurlijke lichtbronnen?
(2 antwoorden)
A
de zon
B
de sterren
C
haardvuur
D
een lamp
1 / 18
volgende
Slide 1: Quizvraag
Nask 1Voortgezet speciaal onderwijs

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Wat zijn natuurlijke lichtbronnen?
(2 antwoorden)
A
de zon
B
de sterren
C
haardvuur
D
een lamp

Slide 1 - Quizvraag

Het licht 'beweegt' zich voort...
A
in kromme lijnen
B
in golvende lijnen
C
in diagonale lijnen
D
in rechte lijnen

Slide 2 - Quizvraag

wat is kernschaduw?
A
De plaats waar de schaduwbeelden over elkaar heen vallen, daar is de schaduw ook het donkerst(het licht van twee lampen kan daar niet komen!)
B
Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere schaduw. Het licht van de ene lamp kan er wel komen, maar van de andere lamp niet.
C
De schaduw in het donker.
D
De maan die schijnt.

Slide 3 - Quizvraag

Wat is halfschaduw?
A
De plaats waar de schaduwbeelden over elkaar heen vallen, daar is de schaduw ook het donkerst(het licht van twee lampen kan daar niet komen!)
B
Links en rechts van de kernschaduw zie je een lichtere schaduw. Het licht van de ene lamp kan er wel komen, maar van de andere lamp niet.
C
De schaduw in het donker.
D
De maan die schijnt.

Slide 4 - Quizvraag

Maak de zinnen compleet.  Wat hoort bij elkaar?
Een invallende lichtstaal.....
Een teruggekaatste lichtstraal...
Een normaal is......
De hoek van inval = .............
....eindigt op de spiegel.
.........eindigt op de spiegel.
..........een lijn die getekend staat en loodrecht op de spiegel staat.
......de hoek van terugkaatsing.

Slide 5 - Sleepvraag

Welk nummer geeft de hoek van inval aan?                                     
Welk nummer geeft de hoek van terugkaatsing aan?                   
1
2
3
4

Slide 6 - Tekstslide

Welke  3 beweringen zijn niet waar?
Een prisma wordt een spectrum genoemd.
Een prisma voegt gekleurd licht samen tot wit licht.
Een prisma splitst het (zon)licht in verschillende kleuren.
een prisma werkt op zonne-energie
niet waar
niet waar
niet waar

Slide 7 - Sleepvraag

Welke beweringen zijn juist?
A
Groene voorwerpen absorberen rood licht.
B
Blauwe voorwerpen absorberen blauw licht.
C
Zwarte voorwerpen weerkaatsen alle kleuren licht.
D
Witte voorwerpen weerkaatsen blauw licht.

Slide 8 - Quizvraag

Wat kan UV straling veroorzaken op de huid van mensen?
A
huidkanker
B
blaasjes
C
bruine huid

Slide 9 - Quizvraag

Een buitenlamp reageert door op 'aan te springen' wanneer mensen er voor lopen. Hoe komt dat?
A
Een IR straling (infraroodstraling) reageert op de beweging van mensen.
B
Door de UV straling van de mens reageert de lamp.

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de letterlijke betekenis van ultraviolet?
A
vlakbij alle kleuren
B
voorbij het violet
C
voorbij het groen
D
voor de kleur rood

Slide 11 - Quizvraag

Wat maakt gebruik van ultraviolette straling en wat maakt gebruik van infrarode straling? (kies bij ieder groen vakje , 1 antwoord)
ultraviolette straling
infrarode straling
afstandsbedieningen en alarminstallaties
zonnebanken en blacklights in de discotheek
afstandsbedieningen en blacklights
zonnebanken en afstandsbedieningen

Slide 12 - Sleepvraag

Wat is de letterlijke betekenis van infrarood?
A
vlakbij het rood
B
voor het paars
C
voor het rood
D
na het rood

Slide 13 - Quizvraag

wat zijn kunstmatige lichtbronnen?
A
zaklamp
B
sterren
C
zon
D
houtvuur

Slide 14 - Quizvraag

Wat zijn natuurlijke lichtbronnen?
A
zaklamp
B
sterren
C
zon
D
houtvuur

Slide 15 - Quizvraag

Wat gebeurt er met de schaduw van je hand die tussen de lichtbron en de muur wordt gehouden en dan je hand steeds verder van de muur afhoudt?
A
Hoe verder van de muur, hoe kleiner de schaduw wordt
B
Hoe verder van de muur, hoe groter de schaduw wordt.

Slide 16 - Quizvraag

Welke kleur kun je het beste dragen in een discotheek als je wil opvallen?

Slide 17 - Open vraag

wat is waar?
A
De spiegelwereld is exact gelijk aan de wereld voor de spiegel.
B
Het spiegelbeeld van een voorwerp is groter dan het voorwerp.
C
Het spiegelbeeld van een voorwerp is kleiner dan het voorwerp.
D
Jouw spiegelbeeld staat even ver achter de spiegel als jij er voor.

Slide 18 - Quizvraag