Voortplanting; Geboorte, bs7, klas 2

Bevruchting

BS 7
Bevruchting en
Geboorte
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Bevruchting

BS 7
Bevruchting en
Geboorte

Slide 1 - Tekstslide

Waar vindt de bevruchting plaats?
A
Baarmoeder
B
eileider
C
eierstok
D
vagina

Slide 2 - Quizvraag

Wanneer tijdens de menstruatiecyclus kan de eicel worden bevrucht?
A
Tijdens de menstruatie (1t/m 5e dag)
B
Rond de eisprong (rond de 14e dag)
C
Vlak voor de menstruatie (23 t/m 28e dag)

Slide 3 - Quizvraag

Bevruchting
Een eicel wordt bevrucht in de eileider, waarna innesteling in de baarmoeder plaatsvindt. 

Bevruchting door een spermacel. 

Een eicel kan tot ongeveer 48 uur na de ovulatie. 

Slide 4 - Tekstslide

Klievingsdelingen en innesteling

Slide 5 - Tekstslide

Na innesteling

Het embryo neemt zuurstof en voedingstoffen uit het baarmoederslijmvlies via de uitstulpingen

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Vorming van placenta
Bestaat uit weefsels van moeder en van het embryo.

Zuurstof + voedingstof naar de embryo

Koolstofdioxide + afvalstoffen naar de moeder

Maar ook ziekteverwekkers, alcohol, nicotine

Slide 8 - Tekstslide

vruchtvliezen en vruchtwater
  • Vruchtvliezen liggen om het embryo heen. 
  • In de vruchtvliezen bevindt zich het vruchtwater.
  • Het embryo ligt in het vruchtwater. 
  • het vruchtwater beschermt het embryo tegen stoten, uitdroging en wisseling van temperatuur. 
  • Het embryo kan in het vruchtwater gemakkelijk bewegen

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Navelstreng
  • De navelstreng is de verbinding tussen placenta en embryo.
  • De navelstreng zorgt dat het embryo voedingsstoffen krijgt. 
  • Afvalstoffen van het embryo gaan via de navelstreng naar de placenta. 

Slide 11 - Tekstslide

Navelstreng
Navelstrengslagaders: zuurstofarm.
Navelstrengaders: zuurstofrijk

Slide 12 - Tekstslide

Foetus
Na 3 maanden noemen we het een foetus

Bij een zowel embryo als een foetus werken de hersenen, spieren, hart en bloedvaten al.

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

In de placenta worden voedingsstoffen en zuurstof / koolstofdioxide en afvalstoffen uitgewisseld tussen moeder en foetus.
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat is de functie van vruchtwater?

Slide 17 - Open vraag

De Geboorte

Slide 18 - Tekstslide

3 fasen
De geboorte bestaat uit 3 fasen:

- De ontsluiting
- De uitdrijving
- De nageboorte

Slide 19 - Tekstslide

De ontsluiting
  • De bevalling begint met weeën
  • Weeën zijn samentrekkingen van de baarmoederwand. 
  • Door de weeën wordt de onderkant van de baarmoeder wijder.
  • Dat heet ontsluiting.
  • Tijdens de ontsluiting breken de vruchtvliezen. 
  • Vruchtwater vloeit via de vagina weg.
  • De ontsluiting moet groot genoeg zijn om het hoofdje erdoor te laten. 

Slide 20 - Tekstslide

De uitdrijving
De weeën worden steeds krachtiger. 
De spieren in de buikwand gaan zich nu ook samentrekken. 
Door de persweeën wordt het kindje naar buiten geperst. 
Dit heet uitdrijving.
De uitdrijving kan een paar seconden duren, maar ook een paar uur. 

Slide 21 - Tekstslide

Bij de baby
  • Eerst worden restjes slijm uit de mond van de baby gehaald zodat hij/zij goed kan ademhalen. 
  • Dan wordt de navelstreng afgeklemd en doorgeknipt. 
  • De baby begint meteen te huilen. Dat is prima! dan is de ademhaling goed op gang gekomen. 

Slide 22 - Tekstslide

fase 3: de nageboorte
Na de uitdrijving is het kindje wel geboren, maar de bevalling is nog niet helemaal klaar.
Er moeten nog 3 delen uitgedreven worden. 
de placenta - de vruchtvliezen - de rest van de navelstreng
Dit noemen we de nageboorte.
Deze komt ongeveer 15 minuten na de geboorte van het kindje. 

Slide 23 - Tekstslide

Na de geboorte

Slide 24 - Tekstslide

De navelstreng
Het restje van de navelstreng droogt uit. Dit duurt ongeveer een week. Daarna valt dit er af. 
Hierdoor ontstaat bij het kind een litteken op de buik. 
Dit is de navel.

Slide 25 - Tekstslide

normale ligging
(hoofdje komt eerst) 

stuitligging
(kontje of voetjes van baby komen eerst) 

Slide 26 - Tekstslide

Tijdens een zwangerschap blijf je menstrueren.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quizvraag

Je kan seks hebben tijdens de zwangerschap
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag

Hoe ligt een kind meestal vlak voor de geboorte?


A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 29 - Quizvraag

Hoe noemen we het kind na twaalf weken zwangerschap?
A
Baby
B
Foetus
C
Embryo
D
Blastula

Slide 30 - Quizvraag



Welke fase van de geboorte
zie je op de afbeelding?
A
weeën
B
nageboorte
C
ontsluiting
D
uitdrijving

Slide 31 - Quizvraag

Hoe eet de baby na de geboorte?

Slide 32 - Open vraag