4 manieren van de toekomst
1.
Present simple (tegenwoordige tijd) voor dingen die gaan volgens een schema. (
The train leaves at 7.)
2. Present continuous (duurvorm tegenwoordige tijd) voor plannen en afspraken. (I'm meeting Sue for lunch tomorrow.)
3. Am going to + hele werkwoord voor intenties en voorspellingen met bewijs (I'm going to travel to Europe one day.)
4. will + hele werkwoord voor voorspellingen zonder bewijs en voor spontane besluiten (I will buy you a drink.)