Lesweek 13 : Een BETOOG schrijven + Argumenten & Drogredenen

Wat staat gepland?
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 3,4

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Wat staat gepland?

Slide 1 - Tekstslide

Log in in LessonUp
Of ga zelfstandig aan de slag (kijk in Teams naar de juiste planning bij jouw lesmateriaal)

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Betoog
- Doel: Lezer overtuigen van jouw verhaal

- Eigen mening presenteren
- Onderbouw je jouw standpunt met verschillende argumenten
- Alleen je mening is niet voldoende: FEITEN zijn nodig op 3F!

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Zoek goede bronnen om je argumenten te versterken.
Eerst zoeken. Daarna schrijven!

Slide 7 - Tekstslide

Inleiding 3F
TWEE functies:
1. Aandacht van de lezer trekken (anekdote, probleem benoemen, actualiteit)
2. Het onderwerp introduceren

Vaak bestaat de inleiding uit twee alinea's:
Alinea 1: Onderwerp introduceren 
Alinea 2: Je stelling of vraagstelling introduceren.
IN DE INLEIDING GEEFT JE NOG GEEN ARGUMENTEN

Slide 8 - Tekstslide

Middenstuk 3F
Kenmerkend voor een betoog is de argumentatie:
- 3 sterke argumenten
-  1 tegenargument --> weerleggen


 Je betoog is namelijk niet overtuigend wanneer je alléén maar je standpunt de hemel in prijst. 

Slide 9 - Tekstslide

Middenstuk
Werk in je schrijfplan drie argumenten uit:
  • Begin met een sterk argument (goede binnenkomer)
       - Gebruik goede signaalwoorden (Ten eerste, allereerst)
       - Leg uit waarom en noem voorbeelden
  •  Maak voor elk argument (incl. uitleg en voorbeelden) een          alinea 
  • Afsluiten met een sterk argument vóór (goede afsluiter)


Slide 10 - Tekstslide

Argumenteren: Drogredenen

Slide 11 - Tekstslide

Wat zijn drogredenen?
Soms probeert iemand je te overtuigen met een argument waarvan je voelt dat er iets niet mee klopt. Dan kan er sprake zijn van een drogreden. 
Drogredenen worden ook wel foute argumentaties genoemd. 
Er is sprake van een drogreden bij een onjuist gebruik van een argument of een overtreding van een discussieregel.

Slide 12 - Tekstslide

8 soorten drogredenen
1. onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
2. de verkeerde vergelijking
3. overhaaste generalisatie
4. cirkelredenering
5. de persoonlijke aanval
6. ontduiken van de bewijslast
7.  bespelen van het publiek
8. onjuist beroep op autoriteit


Slide 13 - Tekstslide

1. Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.


Gezien de snelheid van de zeespiegelstijging is het duidelijk dat we over 100 jaar niet meer in de Randstad kunnen wonen zonder natte voeten te krijgen.

Slide 14 - Tekstslide

2. De verkeerde vergelijking
Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar (appels met peren vergelijken).


Volgens de NS hoeft in de sprinter geen wc te zitten. In een tram zit toch ook geen wc.

Slide 15 - Tekstslide

3. Overhaaste generalisatie
Op grond van een enkel voorval wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.


Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden, alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Slide 16 - Tekstslide

4. Cirkelredenering
Bij een cirkelredenering herhaal je je standpunt, alleen anders geformuleerd.

Ik ben de baas, omdat ik het hier voor het zeggen heb.
Ik vind haar niet aardig, want ik mag haar niet.

Slide 17 - Tekstslide

5. De persoonlijke aanval
Je valt de persoon aan en niet zijn argument(en).


Wat weet jij van nu gezondheid, jij weegt zelf 105 kilo!
Sinds wanneer heb jij verstand van het stikstofbeleid?
Jij hebt geen recht van spreken, want jij hebt je diploma nog niet behaald!

Slide 18 - Tekstslide

6. Ontduiken van de bewijslast
Je keert de bewijslast om en laat de tegenpartij het tegendeel bewijzen. Voorbeeld: Jij bent tegen vaccineren, maar je geeft geen argument daarvoor. Je reageert met:

Dat hoef ik niet te bewijzen, dat ís gewoon zo! Of je zegt: 
Noem jij nou eens 3 goede redenen waarom vaccineren WEL belangrijk is?

Slide 19 - Tekstslide

7. Het bespelen van het publiek
Je beweert zaken waartegen iemand moeilijk kan ingaan.

Je bent toch niet goed bij je hoofd als je daar wilt wonen.

Iedereen  weldenkend mens weet dat het ongezond is om rood vlees te eten.

Slide 20 - Tekstslide

8. Onjuist beroep op autoriteit
Je beroept je op een bekend persoon, maar die persoon hoeft van het onderwerp helemaal niets af te weten of hij heeft belang bij de zaak.

Condooms verergeren de verspreiding van aids, want dat zegt de paus. (de paus heeft er belang bij dat condooms niet gebruikt worden, want hij is tegen voorbehoedsmiddelen)

Slide 21 - Tekstslide

Test jezelf
Op de volgende dia's staan drogredenen. Weet jij om welk soort drogreden het gaat?

Vul je antwoord in en kijk of je het goed hebt!

Of .....ga aan de slag: zie volgende dia

Slide 22 - Tekstslide

Wij hebben dit voorjaar in een hotel in Berlijn gelogeerd. Het was er super schoon: zie je wel dat Duitsers zeer net en hygiënisch zijn!
A
persoonlijke aanval
B
overhaaste generalisatie
C
verkeerde vergelijking
D
beroep op autoriteit

Slide 23 - Quizvraag

Ik vind dat we strengere grenscontroles moeten krijgen. Andere landen doen dat toch ook!
A
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
B
verschuiving bewijslast
C
verkeerde vergelijking
D
cirkelredenering

Slide 24 - Quizvraag

Sinds ze iPads op school gebruiken, zijn de resultaten voor de rekentoets achteruit gegaan.
A
cirkelredenering
B
overhaaste generalisatie
C
persoonlijke aanval
D
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Slide 25 - Quizvraag

Ik vind haar erg aardig, omdat ik haar sympathiek vind.
A
bespelen van publiek
B
beroep op autoriteit
C
cirkelredenering
D
verschuiving bewijslast

Slide 26 - Quizvraag

Het is belachelijk dat jullie drie boeken van voor 1880 moeten lezen. Dat vindt Frank de Boer immers ook.
A
beroep op autoriteit
B
onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
overhaaste generalisatie
D
persoonlijke aanval

Slide 27 - Quizvraag

Iedereen met verstand van voetballen weet toch dat je met die opstelling de wedstrijd gaat verliezen?
A
verschuiving bewijslast
B
cirkelredenering
C
persoonlijke aanval
D
bespelen van publiek

Slide 28 - Quizvraag

Slot 3F
Heeft een of twee alinea's:
 - Eerste alinea van het slot: Kom terug op inleiding = de vraagstelling,    
    anekdote, het probleem of de actualiteit die je in de daar hebt genoemd.  
- Tweede alinea van het slot: Geeft een korte weergave van je standpunt en  
    argumenten. 
          
-LET OP: Geen nieuwe info!!

Slide 29 - Tekstslide

2.3 Schrijven Betoog
500 -700 woorden
Schrijven Techniek & Beroep
500 -700 woorden
Er staat meer info bij!
AZ.Verschoor@tcrmbo.nl

Slide 30 - Tekstslide