Les 1 nulde uur HC grammatica MH1

Les 1 nulde uur grammatica MH1
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Les 1 nulde uur grammatica MH1

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
De leerdoelen van deze les zijn:

1. na deze les weten jullie wat de persoonsvorm duidelijk maakt in de zin;
2. na deze les weten jullie hoe je de persoonsvorm kan vinden;
3. na deze les weten jullie wat zinsdelen zijn;
4. na deze les weten jullie hoe je zinsdelen kan vinden;
5. na deze les weten jullie hoe je het onderwerp van een zin kan vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weten we al over de persoonsvorm (pv)?
  • De persoonsvorm is bijna altijd het tweede zinsdeel in  een zin.
  • De persoonsvorm geeft aan wat iets of iemand doet.
  • De persoonsvorm geeft aan wanneer iets of iemand  iets doet.
  • De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vinden we de pv?
Er zijn meerdere manieren om de persoonsvorm te vinden. Twee manieren gaan wij gebruiken.
  1. tijdproef - Je zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.
  2. getalproef - Je verandert het getal van de zin, van
    enkelvoud maak je meervoud of andersom.
    Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm.

Slide 4 - Tekstslide

Zinsdelen
Wat zijn eigenlijk zinsdelen?
Zinsdelen zijn woorden of woordgroepjes die in een zin bij elkaar horen. Ze kunnen niet afzonderlijk gebruikt worden. Zinsdelen geef je aan met zinsdeelstrepen.

Voorbeeld:
Sofie | heeft | een prachtige bos bloemen | aan haar moeder | gegeven.

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen
Hoe vind je nou eigenlijk een zinsdeel?

Het makkelijkst is om de zinsdeelproef te gebruiken. 
Om te beginnen zoek je de persoonsvorm. Dit is vrijwel altijd het tweede zinsdeel. Alles wat je daarvoor kan zetten, zonder dat de betekenis verandert, vormt een zinsdeel.

Slide 6 - Tekstslide

voorbeeld

Slide 7 - Tekstslide

Het onderwerp
Het onderwerp geeft aan wie of wat iets doet in de zin.

Hoe vind je dan het onderwerp? Stel de volgende vraag:
Wie of wat + de persoonsvorm
Voorbeeld
Samen met haar vader gaat Tessa naar de winkel.
PV: Samen met haar vader ging Tessa naar de winkel. Tijdproef = gaat is pv.
Ond: wie of wat gaat? Tessa gaat. Dus Tessa is het onderwerp.


Slide 8 - Tekstslide

Volgorde
Als je een zin gaat ontleden dan houd je een vaste volgorde aan:
1. Zoek de persoonsvorm
2. Zoek het gezegde
3. Zoek het onderwerp
4. Zoek het lijdend voorwerp
5. Zoek het meewerkend voorwerp
6. Zoek de bijwoordelijke bepaling
De eerste vier gaan jullie dit jaar leren.

Slide 9 - Tekstslide

Volgorde
Als je een zin moet ontleden ga je de bouwstenen van een zin zoeken. Probeer het je op de volgende manier voor te stellen:
PV+ andere ww (WWG) = blauw
Onderwerp = wie/wat + pv/wwg = rood
Lijdend voorwerp = wie/wat + onderwerp + pv/wwg = groen
Meewerkend voorwerp = aan/voor wie + pv/wwg + onderwerp + lijdend voorwerp = geel
Bijwoordelijke bepaling = waar/wanneer/hoe (meestal wat over is) = wit
Geef de zinsdelen deze kleuren.


Slide 10 - Tekstslide

Zoek de persoonsvorm.
Gisteren is de grote boom omgevallen.
A
omgevallen
B
is
C
gisteren
D
boom

Slide 11 - Quizvraag

Zoek de persoonsvorm.
Het meisje viel van het steigerende paard.
A
viel
B
steigerende
C
meisje
D
paard

Slide 12 - Quizvraag

Noteer alle werkwoorden uit de zin.
Van schrik heeft hij alles uit zijn handen laten vallen.

Slide 13 - Open vraag

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
Vraag hoe + pv
B
Vraag waarom + pv
C
Vraag wie/wat + pv
D
Vraag wanneer + pv

Slide 14 - Quizvraag

Wat is het onderwerp van de zin?
Vrijdag heeft de boswachter een jonge wolf gezien.
A
wolf
B
vrijdag
C
jonge
D
de boswachter

Slide 15 - Quizvraag

Leerdoelen
De leerdoelen van deze les zijn:

1. na deze les weten jullie wat de persoonsvorm duidelijk maakt in de zin;
2. na deze les weten jullie hoe je de persoonsvorm kan vinden;
3. na deze les weten jullie wat zinsdelen zijn;
4. na deze les weten jullie hoe je zinsdelen kan vinden;
5. na deze les weten jullie hoe je het onderwerp van een zin kan vinden.

Slide 16 - Tekstslide

Is de lesstof duidelijk en snappen jullie het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll

Klassikaal oefenen
Denk aan de volgorde en de kleuren!
1 PV/WWG = blauw   2 Ond. = rood

Het jonge hertje lag in het hoge gras te schuilen.

De tandarts heeft gisteren de kies van mijn zus getrokken.

De baby van mijn buurvrouw heeft de hele avond gehuild.

Slide 18 - Tekstslide

Klassikaal oefenen
Denk aan de volgorde en de kleuren!
1 PV/WWG = blauw   2 Ond. = rood

Het jonge hertje lag in het hoge gras te schuilen.

De tandarts heeft gisteren de kies van mijn zus getrokken.

De baby van mijn buurvrouw heeft de hele avond gehuild.

Slide 19 - Tekstslide