Lesefertigkeit - K6 (Aufgabe 13)

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Einleitung (inleiding): Waarvoor worden de 'gouden handboeien' uitgereikt

Slide 4 - Open vraag

Welk woord geeft in alinea 1 een tegenstelling aan?
A
der Grund (r. 15)
B
trotz (r. 14)
C
leer (r. 17)

Slide 5 - Quizvraag

Alinea 1:
Waarom is de bedrijfsleider niet boos?

Slide 6 - Open vraag

Alinea 1:
Aan welk woord in de tekst zie je de uitleg waarom de bedrijfsleider dit voorval wel grappig vindt?

Slide 7 - Open vraag

Slide 8 - Tekstslide

Alinea 2:
Aan welk Duits woord herken je de plek WAAR de auto te snel gereden heeft?

Slide 9 - Woordweb

Alinea 2:
Wat is de smoes voor het te hard met de auto rijden?
A
De auto is gewassen en wordt zo netjes op.
B
De bestuurder wilde nog snel even de auto wassen.

Slide 10 - Quizvraag

Alinea 2 - richtig / falsch:
De dader krijgt een boete van 240 euro, een taakstraf van 30 uur en een maand rijontzegging.

Slide 11 - Open vraag

Slide 12 - Tekstslide

Alinea 3: Waarom zijn de daders zonder problemen opgepakt?
Ze hadden de actie goed voorbereid. 
De daders zijn zonder handschoenen te werk gegaan. Daardoor konden ze herkend worden.
De politie kon de daders tijdens de achtervolging oppakken.

Slide 13 - Sleepvraag

Slide 14 - Tekstslide

Alinea 4: Vertel in je eigen woorden waarom de overval op de Burger King mislukt?

Slide 15 - Open vraag

Alinea 4: nur
Alinea 4: darum
Alinea 4: erwidern
alleen maar
daarom
antwoorden

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Tekstslide

Alinea 5: Welk Duits woord uit alinea 5 betekent hetzelfde als "Mittäter"?

Slide 18 - Open vraag

Alinea 5:
Waarom past de titel "Täter mit Manieren" bij de inhoud van alinea 5?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Tekstslide

Alinea 6: Beschrijf in eigen woorden wat er in de nacht in de supermarkt in Rostock gebeurd is.

Slide 21 - Woordweb

Alinea 6 - richtig / falsch:
De politie dacht dat de dader het slachtoffer was, omdat de dader zijn been gebroken had.

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide