Hoofdstuk 1: Canada, dichtbij en veraf!

• Aardrijkskunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Hallo 1C! Welkom bij AK

Vandaag: 

Start van de eerste echte AK-les!

  

U

Aardrijkskunde  Mnr. Meinen

Wat weet jij al van Canada?

Canada is

1. Net zo groot als Nederland
2. 24 keer zo groot als Nederland
3. 240 keer zo groot als Nederland

Canada heeft

1. 3,5 miljoen inwoners
2. 350 miljoen inwoners
3. 35 miljoen inwoners
4. 1000 miljoen inwoners

Als het in Nederland zomer is, is het in Canada

1. Herfst
2. Winter
3. Lente
4. Zomer

In Canada is het in de winter meestal:

1. Kouder dan in Nederland
2. Warmer dan in Nederland

Canada ligt op

1. 500 km van Nederland
2. 5.000 km van Nederland
3. 50.000 km van Nederland

Het bekendste dier van Canada is de

1. kangoeroe
2. grizzlybeer
3. springbok
4. wolf

Twee grote steden in Canada zijn

1. Johannesburg en Kaapstad
2. Sydney en Melbourne
3. Toronto en Montreal

De afstand oost-west in Canada is ongeveer:

1. 500 km
2. 5.000 km
3. 50.000 km
4. 500.000 km

1. Lees het intro verhaal in de Start

2. Maak de bijbehorende vragen 0 t/m 5b

3. Taak goed uitgevoerd? Maak dan je kaart van de route naar school af.

Hoofdvraag:

Hoe gebruik je kaarten om meer te weten te komen over Canada?

Paragraaf 1.1: Vancouver in beeld!

Deelvraag: Waarvoor gebruik je kaarten en wat heb je nodig om kaarten te kunnen lezen!

Werken in groepjes

1. Ga zitten in de groepjes die op het bord staan aangegeven.
   
2. De oudste leerling van het groepje begint bij de eerste vraag en geeft een antwoord.
3. De andere groepsleden geven aan of ze met het antwoord eens zijn.
4. Alle groepsleden typen het antwoord in.
5. Daarna gaat de volgende leerling verder met de volgende vraag.

Schaal

1: 250.000 = 1 cm op de kaart is ..........cm in het echt

Van centimeters naar meters: 2 nullen er af

Van meters naar kilometers: 3 nullen er af

Van centimeters naar kilometers: 5 nullen er af

Welkom! 

1. Teken een kaart van de route van jouw huis naar school.
2. Bedenk wat je allemaal tegen komt en verzin er kleuren en symbolen voor.
3. Denk aan titel, legenda, schaal en noordpijl.
4. Aan het eind van de les is je kaart af.