klas 3.1_les 1 en 2_ 28 febr 2024

1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat verwacht ik van jou?
  • positieve houding en inzet  (22 lessen en     thuiswerk)
  • spullen mee (boek, boekje, map, laptop)
  • huiswerk in orde 

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je van mij verwachten?
  • positieve houding en inzet  (22 lessen en     thuiswerk)
  • kloppende planner
  • altijd antwoord op je vragen (ook via Its)
  • controle en "afspraken/regels"
  • nagekeken werk (met eventuele feedback)

Slide 3 - Tekstslide

Was machen wir heute?

  • Welkom! Daar zijn we weer :-)
  • Het jaar tot nu toe. 
  • Achterstand? 
  • Wat gaan we nog doen dit jaar?
  • Start/verder met Kapitel 1
  • Wiederholung 
  • Hausaufgaben : planner

Slide 4 - Tekstslide

Herhaling van de werkwoorden 
haben en sein

Slide 5 - Tekstslide

Herhaling van de 
vervoeging van
zwakke werkwoorden
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Tekstslide

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
haben
hast
haben
habt
hat

Slide 7 - Sleepvraag

Onregelmatige werkwoorden:  haben + sein

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
seid
sind
sind

Slide 8 - Sleepvraag

haben/sein is....
A
regelmatig
B
onregelmatig
C
zwak werkwoord

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in

Ich (haben)
A
haben
B
habe
C
hat

Slide 10 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van haben / sein
Du .................( hebt) sehr schön gesungen
A
habst
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste uitgang bij haben/sein in:
Ich (sein)
A
bin
B
bist
C
ist
D
sind

Slide 12 - Quizvraag

Vervoeg de werkwoorden ,,haben''
er / sie / es ...
A
hat
B
habt
C
haben
D
hast

Slide 13 - Quizvraag

haben: Ich _________ keine Zeit.
sein: Ich ________ nicht dabei.
A
habe/sein
B
hast/bist
C
habe/bin
D
hast/bin

Slide 14 - Quizvraag

(jullie zijn) ........... ja ganz schön mutig.
A
er ist
B
sie sind
C
ihr seid
D
ihr habt

Slide 15 - Quizvraag

Ergänze die richtige Form vom 'haben'und 'sein' im Präsens. Übersetze auch das Personalpronomen.
Ich finde, (hij) ........... viel Humor.
A
er hat
B
er ist
C
ihr habt
D
ihr seid

Slide 16 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van haben:
Ich .................( heb) das nicht gemacht
A
habe
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 17 - Quizvraag

Ik ken nu de vormen van "haben en sein"
A
Ja
B
Nein

Slide 18 - Quizvraag

   Regelmatige werkwoorden 
en regelmatige werkwoorden eindigend op -s, -z, -ß, -x, -d, -t

Slide 19 - Tekstslide

Lernziel (leerdoel)
Je kunt de werkwoorden en zwakke werkwoorden met een
stam op een -s en -ß en -x en -z, -d, -t vervoegen in de tegenwoordige tijd.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Vervoegen regelmatige werkwoord
  • Hele werkwoord
  • Stam maken: hele werkwoord -en
  • Goede uitgang achter de stam zetten
ich
-e
du
-st
er/sie/es
-t
wir
-en
ihr
-t
sie/Sie
-en

Slide 22 - Tekstslide

Regelmatige werkwoord
pers.
vnw
stam
uitgang
ich
wohn
-e
du
mach
-st
er/sie/es
spiel
-t
pers.
vnw
stam
uitgang
wir
wohn
-en
ihr
mach
-t
sie/Sie
spiel
-en

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Ezelsbruggetje

Slide 25 - Tekstslide

(fe)-e-st-t-en-t-en

Slide 26 - Tekstslide

(fe) e-st-et-en-et-en (stam d of t)

Slide 27 - Tekstslide

(e) -e-t-t-en-t-en (s-klank)

Slide 28 - Tekstslide

Du [schreiben] auf dem Papier.
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 29 - Quizvraag

Wann [gehen] ...er nach Hause?

Slide 30 - Open vraag

Ihr (tanzen) im Zimmer.

Slide 31 - Open vraag

Das Kind [sitzen] auf dem Stuhl.

Slide 32 - Open vraag

Meine Mutter [wohnen] in Berlin.

Slide 33 - Open vraag

Die Kinder [verletzen] sich beim Spielen.

Slide 34 - Open vraag

Im Bücherladen [kaufen] ich ein Buch.

Slide 35 - Open vraag

Mein neues Handy [passen] nicht in meine kleine Handtasche.

Slide 36 - Open vraag

Ik ken nu de vormen van de regelmatige werkwoorden.
A
Ja
B
Nein

Slide 37 - Quizvraag