Verkeersles Taalklas Tcc de Thij

Verkeersles Taalklas Tcc de Thij 
Dinsdag 3 september




1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerkeerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Verkeersles Taalklas Tcc de Thij 
Dinsdag 3 september




Slide 1 - Tekstslide

Verkeersregels
-Veiligheid
-Nederland- fietsland
18 miljoen mensen
23 miljoen fietsen

Slide 2 - Tekstslide

Welke fietsregels ken jij?

Slide 3 - Open vraag

Wat betekent dit verkeersbord?
A
Je moet hier fietsen.
B
Je mag hier niet fietsen.
C
Kijk, hier is een fietsenstalling.
D
Je mag hier niet van je fiets afstappen.

Slide 4 - Quizvraag

Op de fiets...
  • Rijd je rechts.



Slide 5 - Tekstslide


Welke foto is goed?
A
Foto 1
B
Foto 2
C
Foto 3

Slide 6 - Quizvraag

Het fietspad
 Je moet op het fietspad fietsen.

  • Je mag niet op de busbaan fietsen.
  • Je mag niet op de stoep of het voetpad fietsen. 
  •  Is er geen fietspad? Dan mag je op de weg fietsen.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Dit bord betekent einde fiets- en bromfietspad.
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quizvraag

De jongen bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 12 - Quizvraag

Wat moet je als fietser doen als je rechtsaf wilt slaan?

Slide 13 - Open vraag

Als je als voetganger een zebrapad oversteekt…
timer
0:30
A
… mag je voorgaan.
B
Moet je auto’s wel voor laten gaan.
C
… mag je voorgaan, ook als je fietst.

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer doe je de verlichting van je fiets aan? In het donker en…
timer
0:30
A
…bij mist en regen
B
… als de zon lekker schijnt.
C
… als je de politie ziet naderen.

Slide 15 - Quizvraag

Wat is de betekenis van dit verkeersbord?
A
Hier moet ik verplicht hand in hand lopen
B
Voetpad: Je moet hier lopen
C
Hier mogen alleen ouders met hun kinderen lopen

Slide 16 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quizvraag

Het meisje bij A rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quizvraag

De jongen bij B rijdt op de goed plek.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Is dit goed?
A
Ja
B
Nee

Slide 22 - Quizvraag

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Open vraag