Lachen geblazen - over humor

Lachen geblazen - over humor
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Lachen geblazen - over humor

Slide 1 - Tekstslide

Een kleine quiz

Slide 2 - Tekstslide

Hoe vaak lachen kinderen gemiddeld per dag?
A
100-200 keer
B
200-300 keer
C
300-400 keer

Slide 3 - Quizvraag

Volwassenen ‘verleren’ het lachen, want zij lachen gemiddeld veel minder per dag dan kinderen. Hoe vaak lachen volwassenen gemiddeld per dag?
A
5-10 keer
B
10-15 keer
C
15-20 keer

Slide 4 - Quizvraag

Welke soort lach is de gezondste van allemaal?
A
glimlach
B
schaterlach
C
slappe lach

Slide 5 - Quizvraag

Hoe heet de wetenschap die zich bezighoudt met het fenomeen lachen?
A
gelotologie
B
paleontologie
C
neurologie

Slide 6 - Quizvraag

Hoe heet het gelukshormoon dat vrijkomt tijdens het lachen?
A
thyroxine
B
endorfine
C
oxytocine

Slide 7 - Quizvraag

Hoeveel gezichtsspieren gebruik je tijdens het lachen?
A
10
B
15
C
20

Slide 8 - Quizvraag

Waarmee kun je het effect van één minuut lachen vergelijken?
A
5 minuten roeien
B
10 minuten roeien
C
15 minuten roeien

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel keer gemiddeld zijn leraren grappig per les?
A
1.3 keer
B
2.08 keer
C
4.12 keer

Slide 10 - Quizvraag

Opdracht
Vraag 1 in WB op pg. 37

We bekijken samen de fragmenten, kruis aan welke soort humor hier wordt gebruikt.

Slide 11 - Tekstslide

Soorten humor
Situatiehumor = toevallige samenloop omstandigheden, gebeurtenissen zijn komisch

karakterhumor = lachen door eigenschappen van persoon en kenmerken die typische zijn voor die persoon

taalhumor = klanken, woorden of zinnen worden op grappige manier gebruikt of verdraaid


Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

ironie
sarcasme
cynisme
bijtende spot, scherpe toon en kritische houding spreker
milde vorm van spot, niet kwetsend bedoeld
bittere, harde spot; kritisch t.o.v. goede bedoelingen en waarden van anderen

Slide 15 - Sleepvraag

ironie - sarcasme - cynisme
ironie = milde vorm, niet kwetsend bedoeld
Je zegt het tegenovergestelde van wat je bedoelt. 
vb. het is aan het gieten 'Wat een schitterend weer is het vandaag, zeg!'

Slide 16 - Tekstslide

ironie - sarcasme - cynisme
sarcasme = bijtende spot, toon scherper en houding kritischer dan bij ironie
grens niet altijd duidelijk; veel hangt af van context, opvattingen ontvangen, enz.
vb. leraar tegen een zwakker presterende leerling: 'Je moet vooral zo doorwerken, dan kom je er zeker!'

Slide 17 - Tekstslide

ironie - sarcasme - cynisme
cynisme = harde, bittere spot
nadruk op afwijzende houding van de spreker; kijkt kritisch aan tegen goede bedoelingen  en waarden van anderen
vb. Waarom zou ik gaan stemmen? Het zijn toch allemaal zakkenvullers, die politici.

Slide 18 - Tekstslide

cynisme
sarcasme
ironie
De beste huwelijken zijn gebaseerd op leugens.
Tegen patiënt: “Eerst het goede nieuws: er zal een ziekte naar u genoemd worden.”
(een ouder tegen een kind met een slecht rapport) Je bent weer eens de beste leerling van de klas!
(leraar tegen een te laat komende leerling) Je vindt het toch niet erg dat we al begonnen zijn?

Slide 19 - Sleepvraag

absurde en zwarte humor
absurde humor = pointe van mop houdt geen steek, is onlogisch

zwarte humor = draait rond taboeonderwerpen die gevoelig liggen zoals de dood, personen met beperking of ernstige ziektes 

Slide 20 - Tekstslide

opdracht
WB pg. 37-42
oefening  3 - klassikaal
oefeningen 2 / 4 / 5 - in groep

Slide 21 - Tekstslide