Verkoopcijfers HS 1

• verkoopcijfers
• MBO
• Studiejaar 1

Lesdoelen

Inzicht krijgen en kunnen berekenen van de volgende termen:

• Afzet
• consumentenprijs
• verkoopprijs,
• inkoopprijs
• inkoopwaarde van de omzet 

• brutowinst
• bedrijfsresultaat
• BTW.

WAAR DRAAIT DE RETAIL OM?

Noem minimaal 1 voorbeeld van een toegevoegde waarde in de Retail

Alleen bij diensten kun je als verkoper waarde toevoegen.

1. Waar
2. Niet waar

Wat is afzet?

1. Het aantal stuks dat je inkoopt.
2. Het aantal stuks dat je verkoopt.
3. De totale verkoopprijs.
4. De totale inkoopprijs.

Afzet x verkoopprijs

1. Consumentenomzet
2. inkoopwaarde van omzet exclusief btw
3. Omzet
4. Omzet inclusief btw

Brutowinst is de ...

1. Omzet + Inkoopwaarde van de omzet
2. Exploitatiekosten + de BTW.
3. Omzet - de Inkoopwaarde van de omzet.
4. Consumentenomzet - BTW

Verkopen

• Geldbedrag (omzet)
  
• Aantal verkochte producten (afzet)
  

- Voor de verkoopanalyse is zowel de afzet als de omzet van belang.

-Hoe hoger de afzet, hoe hoger de omzet? Dat kan per situatie verschillen.

Het totale bedrag die je hebt betaald bij de inkoop van verkochte artikelen, noem je:

1. Inkopen
2. Omzet
3. Inkoopfactuurprijs
4. Inkoopwaarde van de omzet

Hoe heet het begrip waarmee je de brutowinst in percentage berekent van de omzet

1. Brutowinstopslag
2. Brutowinstmarge

De omzet is € 1.026.235. De exploitatiekosten zijn
€ 205.362. De Inkoopwaarde van de omzet is € 524.687. Hoe groot is de brutowinst?

De omzet is € 1.026.235. De exploitatiekosten zijn € 205.362. De Inkoopwaarde van de omzet is € 524.687. Brutowinst is
€ 501.548. Bereken de brutowinstmarge.

Lotte verkoop zes kleine kaarten voor € 3,00 per stuk en twintig grote kaarten voor € 7,50 per stuk
Wat is de afzet?
Wat is de Omzet?

Een winkel heeft 250 artikelen ingekocht tegen een inkoopprijs van € 25. Het aantal verkochte artikelen is 80. Hoe groot is de inkoopwaarde van de omzet?

De omzet van artikel A is € 20.000, de inkoopwaarde is € 9.000.
De omzet van artikel B is € 27.000, de inkoopwaarde is € 16.200.
Op welk artikel wordt relatief het meeste verdiend?

1. Artikel A
2. Artikel B

Welke kostensoort valt niet onder de exploitatiekosten?

1. Personeel
2. Inkoopkosten
3. Verzekering
4. Huur

Waar staat de afkorting btw voor?

1. Belasting over de toegevoegde waarde
2. Brutowinst over de toegevoegde waarde
3. Bedrijfskosten over de toegevoegde waarde
4. Geen van de drie

Welk artikel valt onder het hoge btw-tarief?

1. Medicijnen
2. Appels
3. Ice tea
4. Wijn

De kassaomzet is € 25.070 en het Btw-tarief is laag.
De inkoopwaarde van de omzet bedraagt € 15.180 en de exploitatiekosten bedragen € 4.000
Bereken de nettowinst.

Van een platenspeler zijn er in een jaar 116 verkocht. De klant betaalt in de winkel € 127,05 per stuk. Hoeveel is de omzet? Ga uit van het algemene btw-tarief.