BS 3 Genen en allelen

BS 3 Genen en allelen 
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BS 3 Genen en allelen 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
1. Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn. 
2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
3. Je kunt omschrijven wat kanker is. 

Slide 2 - Tekstslide

Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten. 

Slide 3 - Tekstslide

DNA is opgebouwd uit basen. 
Basen A, T, C en G. 
Basenparen: A en T of C en G

Slide 4 - Tekstslide

Gen
Een gen bestaat uit verschillende stukjes
DNA die samen de informatie bevatten
voor een eigenschap. 

Bij elk gen heb je informatie van zowel
je vader als van je moeder, daarom 
heb je chromosomenparen. 

Slide 5 - Tekstslide

Eiwitten
De kleur, vorm en werking van je lichaam worden vooral geregeld door eiwitten. 
Genen bevatten de informatie voor het maken van die eiwitten. In een spiercel bijvoorbeeld is een gen actief dat de informatie bevat voor het maken van een spiereiwit. 
Melanine (kleur in je ogen) komt bijv. ook tot stand door eiwitten.

Slide 6 - Tekstslide

Allelen
Voor een gen heb je verschillende varianten, dat noem je allelen. Je kan dus verschillende informatie voor hetzelfde gen hebben. Dit komt door de verschillende basen. 

Slide 7 - Tekstslide

Allelenpaar voor haarvorm

Slide 8 - Tekstslide

Mutatie
Plotselinge verandering van het genotype is een mutatie. 

Mutaties kunnen in elke cel plaatsvinden, maar vaak weinig effect omdat de andere cellen dat niet hebben. 

Slide 9 - Tekstslide

Invloed van een mutatie is groter in een geslachtscel

Slide 10 - Tekstslide

Albinisme 
Mutant is iemand waarbij de mutatie zichtbaar is in het fenotype. Bij de meeste mutaties niet. 
Albino is een voorbeeld. Melanine (pigment) kan niet gevormd worden door een mutatie. 

Slide 11 - Tekstslide

Mutagene invloeden
UV-stralingen, radia-actieve straling en rontgenstraling kunnen leiden tot mutaties. Ook chemische stoffen, zoals asbest of stoffen in sigarettenrook. 

Slide 12 - Tekstslide

Kanker
Mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling veroorzaken een gezwel of tumor. Ze gaan dan ongeremd delen. 
Een kwaadaardige tumor groeit snel en verstoort de bouw van de weefsels. Dit heet kanker. 
Met een uitzaaiing is de tumor in de lymfe of het bloed terecht gekomen. 

Slide 13 - Tekstslide

Het ontstaan van kanker

Slide 14 - Tekstslide

Uitzaaiingen

Slide 15 - Tekstslide

Maken basisstof 3

Slide 16 - Tekstslide

Waar vindt meiose plaats?
A
Gewone cellen
B
Geslachtscellen

Slide 17 - Quizvraag

Wat zit er in een dochtercel bij meiose?
A
Twee chromosomen van een paar
B
Een chromosoom per paar
C
Een paar per 4 chromsomen
D
Een paar per 8 chromosomen

Slide 18 - Quizvraag

Wat is een mutatie?
A
Een verandering van DNA in de hersenen
B
Een verandering van DNA in een chromosoom
C
Een verandering van een heel chromosoom
D
Een verandering van een hele celkern

Slide 19 - Quizvraag

Wat kan niet leiden tot mutaties?
A
Uv-stralingen
B
Radioactieve stralingen
C
Sigarettenrook
D
Sporten

Slide 20 - Quizvraag

Wanneer is er sprake van een tumor?
A
Bij een mutatie in het DNA , waardoor de cel dood gaat
B
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel ongeremd gaat delen
C
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel niet meer deelt
D
Bij een mutatie in het DNA, waardoor een cel in het bloed komt.

Slide 21 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij een uitzaaiing?
A
Cellen van de tumor zijn goedaardig
B
Cellen van de tumor delen heel snel
C
Cellen van een tumor komen in het bloed of de lymfe
D
Cellen van een tumor delen zich niet ongeremd.

Slide 22 - Quizvraag

Leerdoelen
1. Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn. 
2. Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
3. Je kunt omschrijven wat kanker is. 

Slide 23 - Tekstslide