B3: genen en allelen

Genen en allelelen

  • Aan het eind van de les:
  •  Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn. 
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Genen en allelelen

  • Aan het eind van de les:
  •  Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn. 
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 1 - Tekstslide

Hoe bepaald het genotype deels het fenotype?
  • Eiwitten die tot expressie komen 

Slide 2 - Tekstslide

DNA
  • Het genotype bestaat uit alle erfelijke eigenschappen en ligt in de celkern opgeslagen als DNA.
  • DNA bestaat uit verschillende baseparen: A, T, C, G
  • Deze letters coderen voor bepaalde eiwitten
Cel en DN

Slide 3 - Tekstslide

Genen
  • Een chromosoom bevat de informatie voor meerdere erfelijke eigenschappen
  • Een gen is een deel van een chromosoom met de informatie voor één erfelijke eigenschap
Cel en DN

Slide 4 - Tekstslide

Allel
  • Een allelenpaar bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap (haartype)
  • Beide allelen kunnen verschillend zijn (krullend en stijl)
Cel en DN

Slide 5 - Tekstslide

Heterozygoot of
homozygoot
  • Iemand met twee gelijke allelen noem je homozygoot. 
  • Iemand twee verschillende allelen noem je heterozygoot. 

Cel en DN

Slide 6 - Tekstslide

Dominant of recessief
  • Als de allelen verschillend zijn kan één van beide allelen dominant zijn over het andere allel en tot uiting komen in het fenotype.
Cel en DN

Slide 7 - Tekstslide

Is de roodharige zoon in het voorbeeld heterozygoot of homozygoot voor haarkleur?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot

Slide 8 - Quizvraag

Welk allel is recessief?
A
Allel voor steil haar
B
allel voor krullend haar

Slide 9 - Quizvraag

Wat is bij deze koeien het dominante allel voor vachtkleur?
A
Het allel voor rode vacht
B
Het allel voor zwarte vacht

Slide 10 - Quizvraag

B3: genen en allelen
  • Je kunt omschrijven wat genen en allelen zijn. 
  • Je kunt omschrijven wat een mutatie is.

Slide 11 - Tekstslide

Mutatie
  • Een mutatie is een plotselinge verandering in het DNA in één cel.
  • Als geslachtscellen muteren, kan de mutatie doorgegeven worden aan de nakomelingen.
  • De nakomeling heeft dan in alle lichaamscellen het gemuteerde allel. 
Cel en DN

Slide 12 - Tekstslide

Albinisme
  • Een organisme waarbij een mutatie zichtbaar is noemen we een mutant.
  • Bij een albino kan het lichaam geen melanine (pigment) vormen.
Cel en DN

Slide 13 - Tekstslide

Een mutatie in de levercel van een zwangere vrouw wordt doorgegeven aan haar kind.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quizvraag

Mutagene invloeden
  • Asbest
  • UV-straling
  • Röntgenstraling en radioactieve straling
  • Sigarettenrook

Cel en DN

Slide 15 - Tekstslide

Kanker
  • Kanker ontstaat door een mutatie aan een lichaamscel.
  • Deze cel deelt zich ongeremd, waardoor er een tumor ontstaat.
  • Een kwaadaardige tumor kan de weefsels aantasten en uitzaaien via het bloed naar andere delen van het lichaam.

Cel en DN

Slide 16 - Tekstslide

Roken verhoogt de kans op kanker.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quizvraag

De chromosomen in een lichaamscel van de mens komen voor in paren.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Je hebt van allebei je ouders 46 chromosomen geerft.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Het is mogelijk dat een man aan zijn eerste kind een allel voor blauwe ogen doorgeeft en aan zijn tweede kind een allel voor bruine ogen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag