Over taal blok 2

Schooltaalwoorden
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Schooltaalwoorden

Slide 3 - Tekstslide

6. Zoek de juiste betekenissen bij de moeilijke woorden.
kleiner of minder maken
voordeel hebben van
beangstigen
zittenblijven
gebaat zijn bij
doubleren
beperken
beklemmen

Slide 4 - Sleepvraag

Moeilijke woorden/uitdrukkingen
je focussen
aspect
billijkheid
onbillijk
appels met
peren
vergelijken
je richten op

deel
twee onvergelijk-bare dingen vergelijken

redelijk-heid 

oneerlijk

Slide 5 - Sleepvraag

Hoe kun je de betekenis van moeilijke woorden vinden?
A
Zoeken naar een synoniem, een tegenstelling of een omschrijving
B
Zoeken naar een voorbeeld in de tekst
C
Alle drie de antwoorden zijn juist
D
Letten op bekende woorddelen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is een synoniem?
A
Een woord met ongeveer dezelfde betekenis
B
Een woord dat het tegenovergestelde betekent
C
Een moeilijk woord
D
Een uitdrukking

Slide 7 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Jeugd wordt heel vaak … met brutaal gedrag.
A
geassocieerd
B
geïnterpreteerd

Slide 8 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Greenpeace is … de bescherming van bedreigde diersoorten.

A
pro
B
contra

Slide 9 - Quizvraag

Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?

Is deze nieuwe app … voor het opzoeken van informatie?

A
geregeld
B
aandachtig
C
geschikt
D
afzonderlijk

Slide 10 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beoordelen?
A
zeggen wat je van iets of iemand vindt
B
bij elkaar doen
C
kiezen
D
gaan over

Slide 11 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
driftig
B
beweren
C
opscheppen
D
lelijk

Slide 12 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
De commissaris hoopt dat de dader van de steekpartij zichzelf ...

A
in de verf zet
B
aangeeft

Slide 13 - Quizvraag

Lees de zin hieronder.
Welk schooltaalwoord past het best in de zin??

'Het is _______ gezien niet mogelijk om met een helikopter naar de maan te vliegen! '
A
afzonderlijk
B
geregeld
C
reeds
D
praktisch

Slide 14 - Quizvraag

Ben je leek op het gebied van schooltaalwoorden, maak dan de opdrachten bij blok 1.
A
leek = expert
B
leek = iemand die ergens gek op is
C
leek = geïnteresseerde
D
leek = iemand die ergens weinig verstand van heeft

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beweren?
A
bij elkaar doen
B
verdelen
C
zeggen dat iets zo is
D
overgaan

Slide 16 - Quizvraag

Definitie is een schooltaalwoord. Bij aardrijkskunde vind je veel definities. Dit betekent:
A
hoeveelheid materie
B
rekeningen
C
omschrijvingen
D
samenhangen

Slide 17 - Quizvraag

Schooltaalwoorden zijn:
A
woorden die je thuis gebruikt
B
woorden die je op school gebruikt
C
woorden die je tegenkomt in opdrachten op school

Slide 18 - Quizvraag

Lees de zin hieronder.
Welk schooltaalwoord past het best in de zin??

'In de discussie kwam _______ naar voren dat iedereen zijn eigen mening mag hebben.'
A
de garantie
B
de dosis
C
het argument
D
de relatie

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
boterham
B
moeilijk
C
netjes
D
selecteren

Slide 20 - Quizvraag

Huiswerk voor di 2 nov
Over taal blok 2

Maken opdr. 34 t/m 37 

Leren de gele kaders

Slide 21 - Tekstslide