Do 20 mei Woordstrategie

woordstrategieën
Bij welke zin heb je welke strategie toegepast?




1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

woordstrategieën
Bij welke zin heb je welke strategie toegepast?




Slide 1 - Tekstslide

Deze les heb je geleerd:
-Wat schooltaalwoorden zijn;
-Wat een woordstrategie is;
-Je kan verschillende woordstrategieen gebruiken;
-Je weet wat een voorvoegsel is;
-Je weet wat een achtervoegsel is.

Slide 2 - Tekstslide

Woordstrategieën tot nu toe:


1. Zoek een synoniem
2. Zoek een omschrijving of definitie
3. Zoek naar voorbeelden



Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?

Is deze nieuwe app … voor het opzoeken van informatie?

A
geregeld
B
aandachtig
C
geschikt
D
afzonderlijk

Slide 5 - Quizvraag

Definitie is een schooltaalwoord. Bij aardrijkskunde vind je veel definities. Dit betekent:
A
hoeveelheid materie
B
rekeningen
C
omschrijvingen
D
samenhangen

Slide 6 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Ordelijk en … kunnen werken op kantoor is erg belangrijk.
A
efficiënt
B
effectief

Slide 7 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Jeugd wordt heel vaak … met brutaal gedrag.
A
geassocieerd
B
geïnterpreteerd

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
boterham
B
moeilijk
C
netjes
D
selecteren

Slide 9 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beoordelen?
A
zeggen wat je van iets of iemand vindt
B
bij elkaar doen
C
kiezen
D
gaan over

Slide 10 - Quizvraag

Wat zijn schooltaalwoorden?
A
Woorden die alleen bij het vak Nederlands worden gebruikt.
B
Woorden die docenten onderling gebruiken.
C
Woorden die leerlingen onderling gebruiken.
D
Woorden die bij elk vak worden gebruikt.

Slide 11 - Quizvraag

Ben je leek op het gebied van schooltaalwoorden, maak dan de opdrachten bij blok 1.
A
leek = expert
B
leek = iemand die ergens gek op is
C
leek = geïnteresseerde
D
leek = iemand die ergens weinig verstand van heeft

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een schooltaalwoord?
A
driftig
B
beweren
C
opscheppen
D
lelijk

Slide 13 - Quizvraag

Lees de zin hieronder. Welk schooltaalwoord past het beste in de zin?

Wat hier gebeurt, is … een schandaal en dit pik ik dus niet.

A
aandachtig
B
eventueel
C
gebruikelijk
D
ronduit

Slide 14 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
De commissaris hoopt dat de dader van de steekpartij zichzelf ...

A
in de verf zet
B
aangeeft

Slide 15 - Quizvraag

Wat betekent het schooltaalwoord: beweren?
A
bij elkaar doen
B
verdelen
C
zeggen dat iets zo is
D
overgaan

Slide 16 - Quizvraag

Geef aan welk schooltaalwoord juist is:
Greenpeace is … de bescherming van bedreigde diersoorten.

A
pro
B
contra

Slide 17 - Quizvraag

Huiswerk voor di 25 mei
De boektoets staat op It's learning.



Over Taal blok 5
Maken opdr. 1 en 2
Schooltaalwoorden en woorden uit de media




Slide 18 - Tekstslide