3m en 4m: Schooltaalwoorden

Schooltaalwoorden
Lesdoelen Woordenschat:
- Je kent de betekenis van een aantal nieuwe woorden.
- Je begrijpt een aantal veelvoorkomende schooltaalwoorden.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 1,3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schooltaalwoorden
Lesdoelen Woordenschat:
- Je kent de betekenis van een aantal nieuwe woorden.
- Je begrijpt een aantal veelvoorkomende schooltaalwoorden.

Slide 1 - Tekstslide

Schooltaalwoorden
- Belangrijk om de taal op school te begrijpen, bijvoorbeeld in je lesboek of op de toets

Slide 2 - Tekstslide

Weet jij wat deze schooltaalwoorden betekenen?

Slide 3 - Tekstslide

aanreiken
A
iets aangeven
B
beoordelen
C
vaststellen
D
blijvend

Slide 4 - Quizvraag

consequentie
A
doel
B
realiseren
C
gevolg
D
duidelijk worden

Slide 5 - Quizvraag

afnemen
A
iets reinigen
B
realiseren
C
beslaan
D
op zijn minst

Slide 6 - Quizvraag

definitief
A
conclusie
B
blijvend
C
uitwerking
D
voorspoedig

Slide 7 - Quizvraag

ondanks
A
Dankzij
B
gevolg
C
niet te danken aan
D
teken dat een begrip voorstelt

Slide 8 - Quizvraag

bevatten
A
begrijpen
B
geloven
C
vasthouden
D
inhouden

Slide 9 - Quizvraag

variëren
A
optreden
B
concluderen
C
verenigen
D
verschillen

Slide 10 - Quizvraag

vastleggen
A
registreren
B
bouwen
C
werkend maken
D
gebruiken

Slide 11 - Quizvraag

globaal
A
precies
B
de grootte
C
ruw geschat
D
uitwerking

Slide 12 - Quizvraag

voornaamste
A
eerste
B
voorste
C
de naam dragend
D
belangrijkste

Slide 13 - Quizvraag

noteren
A
opschrijven
B
noten lezen
C
voeren
D
bevatten

Slide 14 - Quizvraag

constateren
A
herkennen
B
conclusie trekken
C
contact opnemen
D
vaststellen

Slide 15 - Quizvraag

elders
A
ouders
B
wereldwijd
C
ergens anders
D
rustiger

Slide 16 - Quizvraag

nagaan
A
volgen
B
nadoen
C
controleren
D
later gaan

Slide 17 - Quizvraag

opheffen
A
het bestaan beëindigen van iets
B
optillen
C
overtuigen
D
om reden van

Slide 18 - Quizvraag

vrijwel
A
verklaren
B
op vrije voeten zijn
C
vrijgeven
D
bijna

Slide 19 - Quizvraag

waarderen
A
kopen
B
waarnemen
C
op prijs stellen
D
vragen waar iemand is

Slide 20 - Quizvraag