In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Terugblik
Slide 2 - Tekstslide
Welk woord moet op de puntjes staan? Doordat personen en bedrijven zich specialiseren is er ....... ontstaan.
A
werk
B
minimumloon
C
arbeidsverdeling
D
loon
Slide 3 - Quizvraag
Welk woord moet op de .... staan? Het percentage van de bevolking dat werkt of wil werken, noem je de........
A
werkloze beroepsbevolking
B
werkende beroepsbevolking
C
verborgen werkloosheid
D
arbeidsparticipatie
Slide 4 - Quizvraag
Wat moet er op de ...... staan? Je kunt je als werkzoekende inschrijven bij het UWV. Je bent ........ werkloos.
A
geregistreerd
B
verborgen
C
krap
D
ruim
Slide 5 - Quizvraag
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Video
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Conjuncturele werkloosheid ontstaat:
Leg uit!
A
als consumenten meer geld hebben
B
als consumenten minder geld hebben
C
als bedrijven meer geld hebben
D
als bedrijven minder geld hebben
Slide 13 - Quizvraag
Nog niet zo lang geleden was China een lagelonenland. Om die reden vestigden ook Nederlandse bedrijven zich in dat land. De werkloosheid nam daardoor in Nederland toe. Leidt de verplaatsing van Nederlandse bedrijven naar China tot conjuncturele of structurele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid
Slide 14 - Quizvraag
Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft structurele werkloosheid tot gevolg?
A
De afgelopen jaren is het slechter gegaan met de economie
B
Door vergrijzing krimpt de beroepsbevolking
C
Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lagelonenlanden
D
Vernieuwende bedrijven zorgen voor vraag naar arbeid
Slide 15 - Quizvraag
Van welk soort werkloosheid is sprake? "Tijdens perioden van crisis...."
A
regionale werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid
Slide 16 - Quizvraag
Wat is structurele werkloosheid?
A
Dat een bepaald beroep helemaal verdwijnt en dus veel mensen op straat staan
B
Dat mensen elk deel van het jaar dezelfde soort werkloosheid hebben
C
Dat mensen arbeidsongeschikt zijn
D
Dat mensen slechts in bepaalde seizoenen geen werk hebben