H4.4 Werk voor iedereen?

Welk woord moet op de puntjes staan? Doordat personen en bedrijven zich specialiseren is er ....... ontstaan.
A
werk
B
minimumloon
C
arbeidsverdeling
D
loon
1 / 23
volgende
Slide 1: Quizvraag
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Welk woord moet op de puntjes staan? Doordat personen en bedrijven zich specialiseren is er ....... ontstaan.
A
werk
B
minimumloon
C
arbeidsverdeling
D
loon

Slide 1 - Quizvraag

Wat moet er op de ...... staan? Je kunt je als werkzoekende inschrijven bij het UWV. Je bent dan ........ werkloos.
A
geregistreerd
B
verborgen
C
krap
D
ruim

Slide 2 - Quizvraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kort 2 opdrachten maken
Maak opdracht 2 en 4 van paragraaf 4.4 
Blz 118 en 119

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Tekstslide

Conjuncturele werkloosheid ontstaat:

Leg uit!
A
als consumenten meer geld hebben
B
als consumenten minder geld hebben
C
als bedrijven meer geld hebben
D
als bedrijven minder geld hebben

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Nog niet zo lang geleden was China een lagelonenland. Om die reden vestigden ook Nederlandse bedrijven zich in dat land. De werkloosheid nam daardoor in Nederland toe.
Leidt de verplaatsing van Nederlandse bedrijven naar China tot conjuncturele of structurele werkloosheid?
A
Conjuncturele werkloosheid
B
Structurele werkloosheid

Slide 13 - Quizvraag

Welke van de onderstaande ontwikkelingen heeft structurele werkloosheid tot gevolg?
A
De afgelopen jaren is het slechter gegaan met de economie
B
Door vergrijzing krimpt de beroepsbevolking
C
Veel bedrijven verplaatsen de productie naar lagelonenlanden
D
Vernieuwende bedrijven zorgen voor vraag naar arbeid

Slide 14 - Quizvraag

Maak kort 3 opdrachten
Maak opdracht 6, 7 en 8 van paragraaf 4.4
Blz 120 en 121

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Van welk soort werkloosheid is sprake?
"Tijdens perioden van crisis...."
A
regionale werkloosheid
B
structurele werkloosheid
C
seizoenswerkloosheid
D
conjuncturele werkloosheid

Slide 19 - Quizvraag

Welk van de onderstaande is een voorbeeld van frictiewerkloosheid?
A
Dat een bepaald beroep helemaal verdwijnt en dus veel mensen op straat staan
B
Dat mensen elk deel van het jaar dezelfde soort werkloosheid hebben
C
Dat mensen tussen 2 banen in zitten en tijdelijk werkloos zijn
D
Dat mensen slechts in bepaalde seizoenen geen werk hebben

Slide 20 - Quizvraag

Aan de slag!
Maak de rest van de opdrachten van paragraaf 4.4
opdracht 1 hoeft niet!

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide