In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Planung
Rückblick / Wiederholung
E: Grammatik
Speisekarte
Montag 4. März 2024
Herzlich Willkommen!
Slide 1 - Tekstslide
Rückblick / Wiederholung
We starten met Fehlerdetektiv.
Op de volgende slide staat een verhaaltje.
In de tekst zitten 10 fouten.
Noteer er zoveel mogelijk.
timer
4:00
Slide 2 - Tekstslide
Fehlerdetektiv
Es ist sieben Uhr. Das Fruhstück ist fertig. Ich hast Hunger. Ich habe noch nichts gegest.
Mein Lieblingsfrühstück is Brot mit käse. Ich trinkst gerne Thee mit zucker dabei. Am Morgen isst ich auch gerne ein Suppe.
Slide 3 - Tekstslide
Fehlerdetektiv
Es ist sieben Uhr. Das Frühstück ist fertig. Ich habest Hunger.Ich habe noch nichts gegestsen. Mein Lieblingsfrühstück ist Brot mit Kkäse. Ich trinkest gerne Thee mit Zzucker dabei. Am Morgen isstesse ich auch gerne eine Suppe.
Slide 4 - Tekstslide
Lidwoorden (Artikel)
Woorden die biologisch mannelijk zijn
Woorden die biologisch vrouwelijk zijn
Woorden die in het Duits op een -e eindigen
Woorden die in het Nederlands het lidwoord het hebben
Slide 5 - Tekstslide
Lidwoorden in het Duits?
Slide 6 - Woordweb
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
der
die
das
ein
eine
ein
Slide 7 - Sleepvraag
der die of das?
Slide 8 - Tekstslide
Mädchen
A
der
B
die
C
das
Slide 9 - Quizvraag
Freundin
A
der
B
die
C
das
Slide 10 - Quizvraag
Großmutter
A
der
B
die
C
das
Slide 11 - Quizvraag
Kind
A
der
B
die
C
das
Slide 12 - Quizvraag
Junge
A
der
B
die
C
das
Slide 13 - Quizvraag
ein/eine of kein/keine?
Slide 14 - Tekstslide
Jonas ist ein / eine Kind.
A
ein
B
eine
Slide 15 - Quizvraag
Delden ist ein / eine Dorf
A
ein
B
eine
Slide 16 - Quizvraag
Jan und Max sind kein / keine Freunde.
A
kein
B
keine
Slide 17 - Quizvraag
Mein Opa hat kein/keine Haare mehr.
A
kein
B
keine
Slide 18 - Quizvraag
het bezittelijk voornaamwoord
Bezittelijke voornaamwoorden zijn woorden als mijn, jouw, enz.
De persoon is de eigenaar of maker van het voorwerp:
mijn fiets
haar tekening
hun huis
jouw broer
zijn auto
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Hoe heet jouw oma?
A
Hoe
B
heet
C
jouw
D
oma
Slide 21 - Quizvraag
Wat is het bezittelijk voornaamwoord in deze zin? Haar moeder heet Agnes
A
haar
B
moeder
C
heet
D
Agnes
Slide 22 - Quizvraag
Let op!!!
Het bezittelijk voornaamwoord vervangt het lidwoord:
Das ist ein Fahrrad. = Das ist mein Fahrrad
Das ist eine Schule = Das ist meine Schule
Slide 23 - Tekstslide
Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
ENKELVOUD
ik
mijn
mein-
jij
jouw
dein-
hij
zijn
sein-
zij
haar
ihr-
het
Slide 24 - Tekstslide
Zoals je hebt gemerkt, hebben wij voor elke persoon een bezittelijk voornaamwoord:
MEERVOUD
Ist das euer Vater? Ist das eure Mutter?
wij
ons
unser-
ihr
jullie
euer-
sie
hun
ihr-
Sie
uw
Ihr-
Slide 25 - Tekstslide
mijn
jouw, je
zijn
haar
ons, onze
jullie
hun
uw
Ihr-
ihr-
euer-
unser-
ihr-
sein-
dein-
mein-
Slide 26 - Sleepvraag
Stappenplan
Bepaal de Duitse vertaling van het persoonlijk voornaamwoord
Bekijk of het zelfstandig naamwoord ('Vater', 'Cola') mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.
Voeg eventueel een uitgang toe.
Slide 27 - Tekstslide
Was ist (jouw) Name (m)?
A
sein
B
mein
C
dein
D
Ihr
Slide 28 - Quizvraag
(mijn) Hobby (o) ist Handball.
A
Meine
B
Mein
C
Deine
D
Dein
Slide 29 - Quizvraag
Das sind (onze) Eltern (mv).
A
meine
B
dein
C
ihr
D
unsere
Slide 30 - Quizvraag
(jullie) Auto (o) ist sehr schön.
A
unser
B
euere
C
unsere
D
euer
Slide 31 - Quizvraag
(mijn) Suppe war leider nicht heiß genug.
A
dein
B
deine
C
meine
D
mein
Slide 32 - Quizvraag
(hun) Pommes sind die besten der Stadt.
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
eure
Slide 33 - Quizvraag
(zijn) Nachtisch hat ihm sehr gut geschmeckt.
A
seine
B
sein
C
ihre
D
ihr
Slide 34 - Quizvraag
Jochen und Alex, bringt bitte (jullie) Gläser in die Küche.
A
ihr
B
ihre
C
euer
D
eure
Slide 35 - Quizvraag
Wir bestellen hier immer (ons) Lieblingsessen: Nudeln
A
uns
B
unser
C
unsere
D
unse
Slide 36 - Quizvraag
Essen Sie doch, Frau Schulze, sonst wird (uw) Fleisch kalt.
A
Ihr
B
Ihre
C
ihr
D
ihre
Slide 37 - Quizvraag
Evaluatie
Alles is duidelijk
Voor mij is de helft duidelijk
Ik vind het allemaal nog onduidelijk
Het is abracadabra
Slide 38 - Poll
Aufgabe 20
Seite 152
Noteer de antwoorden op de vragen op een apart blaadje.
Zum Beispiel:
Brauchst du ein Messer?
Nein, ich brauche kein Messer.
Slide 39 - Tekstslide
Selbständig arbeiten
D: Lesen Pop-up Restaurant
Aufgabe 13 bis zum 16
Fertig?
Dann slim stampen oder Wiederholung 5
Slide 40 - Tekstslide
Hausaufgaben
Machen:
Aufgabe 13, 14 und 15
Ab Seite 146
Lernen:
Lernliste N-D und Lernliste D-N
Seite 168 und 169
Slide 41 - Tekstslide
Slide 42 - Tekstslide
Slide 43 - Video
Tweepraat
Je noemt om de beurt een vorm van het werkwoord haben
Hebben jullie ze allemaal gehad, dan ga je zitten
Slide 44 - Tekstslide
Tweepraat
Je noemt om de beurt een vorm van het werkwoord wohnen