mavo 2 - 38.2

bei Deutsch
mavo 2
erste Periode 
38. Woche
Heute:
uitleg hoofdletters
herhalen werkwoorden


1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 4 min

Onderdelen in deze les

bei Deutsch
mavo 2
erste Periode 
38. Woche
Heute:
uitleg hoofdletters
herhalen werkwoorden


Slide 1 - Tekstslide

Ziel

Je kan regelmatige/zwakke werkwoorden vervoegen 

Je weet dat je ZN met een hoofdletter schrijft

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
(in het Nederlands)

Slide 3 - Open vraag

Zelfstandig Naamwoord
mens, dier, ding
er kan ''de het of een'' voor

in het Duits met een HOOFDLETTER

Slide 4 - Tekstslide

Is dit een zelfstandig naamwoord?

auto
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
D
wat is een auto?

Slide 5 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?

lopen
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
D
ik zit liever

Slide 6 - Quizvraag

Is dit een zelfstandig naamwoord?

adres
A
ja
B
nee
C
weet ik niet
D
zeg ik niet

Slide 7 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
adresse
B
Adresse
C
aDresse
D
adresSe

Slide 8 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
wohnen
B
Wohnen

Slide 9 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
wie
B
Wie

Slide 10 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
ich
B
Ich

Slide 11 - Quizvraag

Welk woord is correct gespeld?
A
Schule
B
schule

Slide 12 - Quizvraag

weet je het nog?



stam = - en

Slide 13 - Tekstslide

Wat is de stam van dit werkwoord?

vermieten

Slide 14 - Open vraag

Wat is de stam van dit werkwoord?

übersetzen
ü = shift '' - loslaten - u

Slide 15 - Open vraag

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
ik
jij
hij/zij/het

wij
jullie
zij/u
e
st
t

en
t
en

Slide 16 - Tekstslide

e st t en t en

Slide 17 - Tekstslide

Weet je het nog?
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
en
en
e
st
t
t

Slide 18 - Sleepvraag

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
e
st
t

en
t
en
wohnen +
wohne

Slide 19 - Tekstslide

übersetze ins Deutsche

wij wonen (wohnen)

Slide 20 - Open vraag

übersetze ins Deutsche

ik woon (wohnen)

Slide 21 - Open vraag

übersetze ins Deutsche

jij woont (wohnen)

Slide 22 - Open vraag

übersetze ins Deutsche

u woont (wohnen)

Slide 23 - Open vraag

ich
du
er/sie/es

wir
ihr
sie/Sie
e
st
t

en
t
en
rede
reden + e
reden + e
redest
redet
reden + e
redet
reden
reden

Slide 24 - Tekstslide

Weet je het nog?

übersetze ins Deutsche
jij praat
A
du redets
B
du redst
C
du redest
D
du redts

Slide 25 - Quizvraag

übersetze ins Deutsche

u praat (reden)

Slide 26 - Open vraag

du = st
eindigt de stam al op een s of ß ? 
dan alleen een t

GEEN EXTRA LETTERS DUS
weet je het nog?

Slide 27 - Tekstslide

übersetze ins Deutsche

jij heet
A
du heißest
B
du heißt
C
du heißst
D
du heißts

Slide 28 - Quizvraag

Online grammaticatrainer
timer
7:00
alleen
tweetallen
timer
7:00
klassikaal
Aufträge

Seite: 
12 (Auftrag 10)
13 (Auftrag 11)
14 (Auftrag 12, 13)
15 (Auftrag 14, 15)




klaar?
online grammaticatrainer
(''versterk jezelf'')

Slide 29 - Tekstslide

der nächste Unterricht
Laptop / lader / boek mee

lernen (zie je Plenda)


Slide 30 - Tekstslide

das Ende
Heb je het lesdoel bereikt?
Wat vond je van de les?

het lesdoel was:
Je kan regelmatige/zwakke werkwoorden vervoegen 

Je weet dat je ZN met een hoofdletter schrijft
Beantwoord de vragen

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide