debat les 3

Deze les:
- Keuze zelfstandig werken 
* stillezen (boek 2)
* spelling (zelfstandig werken)

Project: Zo denk ik!
- Wat is een goede stelling? Wat is een goed argument?
- Oefendebat
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Deze les:
- Keuze zelfstandig werken 
* stillezen (boek 2)
* spelling (zelfstandig werken)

Project: Zo denk ik!
- Wat is een goede stelling? Wat is een goed argument?
- Oefendebat

Slide 1 - Tekstslide

Maak keuze:
1. stillezen (boek 2)
2. Spelling (blok 1 en 2)
- Spelling blok 1: opdr. 1 t/m 4 (p. 24)
- Spelling blok 2: opdr. 1 t/m 4 (p. 68)
- Spelling blok 3: opdr. 1, 2 en 4 (p. 117)

Overleg groep 2! (Stelling 1 moet woensdag bekend zijn!)
timer
15:00

Slide 2 - Tekstslide

Welke is een stelling?
A
Moeten we ongevaccineerden nog minder vrijheid geven?
B
Ongevaccineerden moeten minder vrijheden krijgen.
C
Allebei

Slide 3 - Quizvraag

Welke stelling is sterker?
A
De binnenstad moet autovrij worden gemaakt.
B
We moeten niet de auto's de toegang ontzeggen tot de binnenstad.

Slide 4 - Quizvraag

Goede stelling
- is niet te lang
- is positief geformuleerd
- bevat geen argumenten
- bevat geen ontkenning
- mensen kunnen zowel voor als tegen zijn

Slide 5 - Tekstslide

Noem zoveel mogelijk soorten argumenten

Slide 6 - Open vraag

Een feitelijk argument is overtuigender dan een niet-feitelijk argument.
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quizvraag

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 8 - Quizvraag

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 9 - Quizvraag

Wat is een argument?
Een argument is een reden waarom je iets vindt. 

Als je bijvoorbeeld zegt dat je niet naar buiten wilt dan kun je als uitleg geven: 'ik wil niet naar buiten omdat het regent' of 'het regent, daarom wil ik niet naar buiten'. 

Het argument is dan: het regent.

Slide 10 - Tekstslide

signaalwoorden
De woorden 'omdat' en 'want' staan aan het begin van een argument. Voorbeeld: Ik heb meer zakgeld nodig, want kleding is duur.

De woorden 'daarom' en 'dus' komen juist na een argument. 
Voorbeeld: Mijn nichtje is nog klein, daarom begrijpt ze niet alles wat ik zeg.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het argument in:
Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
A
Ik eet geen pindakaas
B
Ik ben allergisch
C
Ik ben dol op pindakaas
D
Ik ben allergisch voor pinda's

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het argument in:
Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
A
Gokken is verslavend
B
Gokken moet verboden worden
C
Ik ben aan gokverslaafd
D
Verslavende dingen moeten verboden worden

Slide 13 - Quizvraag

Debat 1 
Organisatie: groep 1

Stelling 1: 
...

Stelling 2:
???


Slide 14 - Tekstslide

Stel de volgende vragen:
  • Over welk probleem gaat de stelling? Is dat een erg probleem?
  • Wat zijn de voor- of nadelen?
  • Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?

(Stichting Nederlands Debat Instituut)

Slide 15 - Tekstslide

Oefendebat
Stelling: De overheid moet de prijs van fastfood verhogen

Bedenk eerst met je buurman/vrouw voor- en tegenargumenten. Stel ook de vragen:
Wat zijn de voor- of nadelen?
Wie zijn er bij de stelling betrokken en wat voor effect heeft de stelling op die mensen?
Welke reden kan je bedenken?

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link