Unité 3 - herhaling toetsweek

B1I le 17 janvier 2022
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
queMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

B1I le 17 janvier 2022

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel: aan het einde van de les...
- kan ik de werkwoorden op -er vervoegen
- weet ik wat de regel is voor de werkwoorden préférer, aimer, adoreren en détester

Slide 2 - Tekstslide

Le programme
1. SO bespreken
2. Herhaling grammatica hoofdstuk 3
3. vraagwoorden 
4. Au travail

Slide 3 - Tekstslide

Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
Onregelmatige werkwoorden         Regelmatige werkwoorden
Veranderen van vorm                              Er is een regel

- être    = zijn                                                - (bijna) alle ww op -er
- avoir  = hebben                                       (regarder, chercher, aimer,
                                                                          etc.)                                


Slide 4 - Tekstslide

Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
Hoe vervoeg ik werkwoorden op -er?
1.  Pak het hele werkwoord                            BV: regarder

2. Haal -er van het werkwoord af,
de stam blijft over                                             BV: regard

3. Plak de goede uitgang erachter

Slide 5 - Tekstslide

Unité 3: grammaire I: t.t. van regelmatige ww op -er
De uitgangen:

je                   regarde            = ik kijk 
tu                  regardes          = jij kijkt
il/elle/on    regarde            = hij/zij/men kijkt
nous            regardons       = wij kijken
vous             regardez         = jullie kijken/ u kijkt
ils/elles       regardent       = zij kijken

Slide 6 - Tekstslide

1. Ma mère ___________ toujours la télé (regarder)
2. Marie _____________ sa soeur (aider)
3. J' _______________ le chocolat (aimer)
4. Mes parents _____________ la musique (écouter)
5. Le cours ________________ à huit heures (commencer)
6. Pierre __________________ en anglais (parler)
7. Ilse et Sophie ___________________ leurs livres (chercher)

Slide 7 - Tekstslide

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Ma mère _____ toujours la télé (regarder)

Slide 8 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Mes parents _____ la musique (écouter)

Slide 9 - Open vraag

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
Le cours ______ à huit heures (commencer)

Slide 10 - Open vraag

Aimer, adorer, détester, préférer
Na aimer, adorer, détester, préférer --> le / la / l' / les 
In het Nederlands gebruik je géén lidwoord

J'aime le chocolat - Ik hou van chocolade

Marie déteste les devoirs - Marie heeft een hekel aan        huiswerk

Slide 11 - Tekstslide

Vertaal:
Ik hou van wiskunde (aimer)

Slide 12 - Open vraag

Vertaal:
Jij hebt een hekel aan Engels (détester)

Slide 13 - Open vraag