aimer, adorer, préférer, détester + le/la/l' & les

Bonjour tout le monde!
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Bonjour tout le monde!

Slide 1 - Tekstslide

Hebben wij zin in de les? :)
A
Tuurlijk
B
Altijd
C
Ja
D
Nee

Slide 2 - Quizvraag

Le programme
  • Les verbes
  • les verbes aimer, adorer, détester et préférer + lidwoord
  • Révision

Lesdoel: aan het einde van deze les weet ik dat ik de bij werkwoorden aimer, détester, adorer et préferer een lidwoord moet toevoegen en kan ik dit toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Herhaling van regelmatige ww op -er
De meeste werkwoorden in het Frans eindigen op -ER
Bijvoorbeeld:
  • danser
  • travailler
  • donner
Bijna al deze werkwoorden worden op dezelfde manier vervoegd. Dit noemen we de regelmatige werkwoorden. 

Slide 4 - Tekstslide

De stam
De stam maak je door -ER van het hele werkwoord  af te halen. Later plak je hier de uitgangen achter...

Bijvoorbeeld:
parler --> parl
danser --> dans

Slide 5 - Tekstslide

De uitgangen

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord 'chercher'?

Slide 7 - Open vraag

Kies de juiste zin.
ww = AIMER
A
J'aime la musique.
B
Je aime la musique.
C
J'aimes la musique.
D
J'aiment la musique.

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = PARLER
A
Nous parles français.
B
Nous parlons français.
C
Nous parlent français
D
Nous parlez français.

Slide 9 - Quizvraag

Kies de juiste zin.
ww = REGARDER
A
Ils regardes le football.
B
Ils regardons le football.
C
Ils regardez le football.
D
Ils regardent le football.

Slide 10 - Quizvraag

Aimer, adorer, détester, préférer + le, la, l' & les

een hekel hebben aan   = détester 
dol zijn op                           = adorer
liever hebben                   = préférer
houden van                       = aimer

Slide 11 - Tekstslide

Aimer, adorer, préférer, détester + le, la, l' & les
  • Na de regelmatige werkwoorden adorer, aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans meestal le, la, l' of les
  • In het Nederlands gebruik je hier géén lidwoord!
Voorbeeld: 
    Mijn ouders zijn dol op tennis       Mes parents adorent le tennis. 

Slide 12 - Tekstslide

A. Adorer
B. Détester
C. Aimer
D. Préferer
Apprendre 5 | Aimer, détester, adorer & préférer
Houden van
Liever hebben/voorkeur geven aan
Dol zijn op
Een hekel hebben aan

Slide 13 - Sleepvraag

Is er iets bijzonders aan de werkwoorden aimer, adorer, préférer en détester?
A
Nee
B
Weet ik veel
C
Ja
D
Zal mij niks verbazen

Slide 14 - Quizvraag

Na de werkwoorden adorer,aimer, détester en préférer gebruik je in het Frans .......
A
le, de, da, des
B
les
C
le, la, l' of les
D
l'

Slide 15 - Quizvraag

Is dit vrai ou faux?
Je préfère musique!
Vrai
Faux

Slide 16 - Poll

Welke zin is juist?
A
Elle préfère le bus
B
Elle préfère l'bus

Slide 17 - Quizvraag

Vul de goede vorm in: Le - La - L' - Les
  1. Tu aimes ........ français?
  2. Claire déteste  ..............  histoire.
  3. On déteste ......... maths.
  4. J'adore ....... biologie.

Slide 18 - Tekstslide

Ik heb liever taart. =
A
Je préfère gâteau.
B
Je préfère le gâteau.
C
Je préfères le gâteau.
D
Il préfère le gâteau.

Slide 19 - Quizvraag

Zij hebben een hekel aan geschiedenis. =
A
Elle déteste l'histoire.
B
Ils detestent l'histoire.
C
Ils détestent l'histoire.
D
Ils détestent histoire.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Wij zijn dol op voetbal
A
nous adorons le foot
B
nous adorons foot
C
nous sommes adorons le foot
D
nous adorons à foot

Slide 21 - Quizvraag

Hoe zeg je :
Mark en Paul ,zij hebben een hekel aan pizza
A
Ils détestent pizza
B
Ils détestent à pizza
C
Ils détestent la pizza
D
Ils ont détestent la pizza

Slide 22 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Zij is dol op dansen
A
Elle adore danse
B
Elle adore la danse
C
Elle est adore la danse
D
Elle est adore à la danse

Slide 23 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Meneer Dupont is dol op bier.
A
M Dupont adore la bierre
B
M Dupont est adore la bierre
C
M Dupont est adore bierre
D
M Dupont adore bierre

Slide 24 - Quizvraag

Hoe zeg je:
Heb jij een hekel aan koekjes?
A
Tu détestes gâteaux?
B
Tu as détestes les gâteaux?
C
Tu as détestes gâteaux?
D
Tu détestes les gâteaux?

Slide 25 - Quizvraag

Révision
Leer op Memrise
Maak de D-toets af (online via de ELO)
Overhoor elkaar
Oefen leesvaardigheid (ik heb teksten voor jullie)

Slide 26 - Tekstslide

C'est la fin

Slide 27 - Tekstslide