Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven.
Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten
Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten
Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4
In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
lesdoelen
Je kunt de werking van zintuigen beschrijven en de relatie van het zintuigstelsel met het zenuwstelsel beschrijven.
Je kunt de delen van een oog beschrijven en hun functie toelichten
Je kunt de beeldvorming door ooglenzen beschrijven en de pupilreflex toelichten
Je kunt de bouw en werking van het netvlies beschrijven en toelichten hoe je diepte kunt zien
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Lagen van de huid
Opperhuid
lederhuid
Onderhuids bindweefsel
Slide 4 - Sleepvraag
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
In een klaslokaal heeft een docent de volgende proef opgesteld. Op een tafel wordt verticaal een witte plaat met een rood vierkantje geplaatst. Die plaat wordt belicht.
Slide 9 - Tekstslide
Leerlingen blijven 20 sec recht voor zich uit kijken naar punt P op het rode vierkantje. Meteen daarna kijken naar punt Q in het witte gebied Naast het vierkant. Daar verschijnt een groen vierkant. Wat is hiervoor de verklaring?
Slide 10 - Tekstslide
Wat is hiervoor de verklaring
A
de drempelwaarde van de gebruikte zintuigcellen is verlaagd
B
de gebruikte zintuigcellen zijn tijdelijk minder gevoelig
C
Het licht valt op andere zintuigcellen door het draaien van het hoofd
Slide 11 - Quizvraag
Slide 12 - Tekstslide
Het eerst valt het licht op
A
op de laag zenuwen in het netvlies
B
op de laag met zintuigcellen
Slide 13 - Quizvraag
Slide 14 - Tekstslide
In de blinde vlek bevinden zich
A
staafjes
B
kegeltjes
C
geen zintuigcellen
Slide 15 - Quizvraag
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Het nauwkeurigste beeld komt in de hersenen via de
A
staafjes
B
kegeltjes
Slide 18 - Quizvraag
In het donker zie je vooral met de
A
staafjes
B
kegeltjes
Slide 19 - Quizvraag
Slide 20 - Tekstslide
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Inspuiten in de
A
kringspier in de iris
B
lengtespier in de iris
C
accommodatiespier
D
oogspier
Slide 23 - Quizvraag
Slide 24 - Tekstslide
Als een voorwerp dichterbij komt, wordt de lens
A
platter
B
boller
Slide 25 - Quizvraag
Slide 26 - Tekstslide
Cas zit in de klas en Ellen komt binnen en loopt in zijn richting. In het oog van Cas
A
wordt de lens boller
en spant de accommodatiespier
B
wordt de lens platter en spant de accommodatiespier
C
wordt de lens boller en spant de accommodatiespier
D
wordt de lens platter en ontspant de accommodatiespier
Slide 27 - Quizvraag
Slide 28 - Tekstslide
Veel oudere mensen hebben een leesbril nodig, omdat ...... en zij krijgen een ...... .....
A
de lens niet meer zo plat wordt
bolle lens
B
de lens niet meer zo plat wordt
holle lens
C
de lens niet meer zo bol wordt
bolle lens
D
de lens niet meer zo bol wordt
holle lens
Slide 29 - Quizvraag
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Slide 32 - Tekstslide
Bijziendheid is eenvoudig te corrigeren met lenzen of een bril. Welk type lens corrigeert?
Wij gebruiken cookies om jouw gebruikerservaring te verbeteren en persoonlijke content aan te bieden. Door gebruik te maken van LessonUp ga je akkoord met ons cookiebeleid.