Greetje is mijn beste vriendin. Ze geeft me vaak goede raad. ‘Luister eens’, zei ze. ‘Wil je echt verkering met die jongen?’ ‘Graag’, zei ik.
‘Dan heb ik een goede raad voor je.’
‘Ik ben benieuwd’, zei ik.
‘Je moet doen of hij niet bestaat.’
‘En dat werkt?’
‘Jongens vinden het leuk als meisjes hen niet zien staan.’
Was dat echt goede raad?
‘Als zijn vrienden hem dezelfde raad geven, ziet hij mij ook niet staan’, zei ik. ‘Dan krijgen we toch nooit verkering?’