(10) Persoonsvorm tegenwoordige tijd PVTT

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)


Spelling KWT Les 9
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsPraktijkonderwijsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (PVTT)


Spelling KWT Les 9

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag:

  1. Theorie persoonsvorm tegenwoordige tijd
  2. Vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
- Je weet hoe je de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct spelt
- Je gaat oefenen met deze spelling

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordspelling: PVTT

Slide 4 - Tekstslide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)

Hoe bepaal je hoe je de pv op de goede manier spelt in de tt? 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
Hoe spel je de persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)? 


Slide 7 - Tekstslide

PVTT
A
De oude man verstuurt de brief.
B
De oude man verstuurd de brief.
C
De oude man verstuurde de brief.
D
De oude man heeft de brief verstuurd.

Slide 8 - Quizvraag

PVTT
...(Aanvaarden) je deze baan?
A
Aanvaard
B
Aanvaardt

Slide 9 - Quizvraag

pvtt
Morgen ..(vluchten) wij naar Spanje.
A
vluchte
B
vluchtte
C
vluchten
D
vluchtten

Slide 10 - Quizvraag

pvtt
Ik ...(worden) morgen 14.
A
word
B
wordt

Slide 11 - Quizvraag

pvtt
De speeltuincommissie ... (beraden) zich op een nieuw klimtoestel.
A
beraad
B
beraadt

Slide 12 - Quizvraag

PVTT
Hoe lang .... hij het ... (uithouden)?
A
houd...uit
B
hout...uit
C
houdt...uit

Slide 13 - Quizvraag

PVTT
A
Pien onthoud alles.
B
Sien onthoudt alles.

Slide 14 - Quizvraag

Hij (geloven, pvtt) mij niet.
A
gelooft
B
geloofd
C
geloofdt

Slide 15 - Quizvraag

pvtt
Wat (voorspellen) het weerbericht?
A
voorspeld
B
voorspel
C
voorspelt
D
voorspelde

Slide 16 - Quizvraag

Wie _____(durven pvtt) er niet in de achtbaan?
A
durfd
B
durft
C
durfdt
D
geen idee

Slide 17 - Quizvraag

pvtt

Daar (worden) je toch gelukkig van?
A
word
B
wordt

Slide 18 - Quizvraag

PVTT
A
Hij bediend
B
Hij bedient
C
Hij bediendt

Slide 19 - Quizvraag

Tijd om te oefenen. 


Maak de oefeningen op het A4-tje. We behandelen deze klassikaal als iedereen klaar is
Onderstreep het onderwerp en vul de juiste vorm van de pvtt in
stopwatch
00:00

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Hoe goed kun je nu de pv in de tt spellen?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

  • 1. Ik fiets graag naar mijn werk toe. (fietsen)
  • 2. Fiets ik graag naar mijn werk toe? (fietsen)
  • 3. Jij wordt morgen een jaar ouder. (worden)
  • 4. Word jij morgen een jaar ouder? (worden)
  • 5. Zij zijn vermoeid. (zijn - meervoud)
  • 6. Het wordt morgen mooi weer. (worden)
  • 7. Het pakket wordt morgen bezorgd. (worden)
  • 8. Ik moet de olie verversen van mijn brommer. (moeten)
  • 9. Ik heb een nieuw baantje. (hebben)
  • 10. Wordt het pakketje morgen bezorgd? (worden)
  • 11. Ik lees graag in dat nieuwe boek. (lezen)
  • 12. Jij leest graag in dat nieuwe boek. (lezen)
  • 13. Lees  jij graag in dat nieuwe boek? (lezen)
  • 14. Zij leest graag in dat nieuwe boek. (lezen - enkelvoud)
  • 15. Leest zij graag in dat nieuwe boek? (lezen - enkelvoud)
  • 16. Het boek leest heel makkelijk weg. (lezen)
  • 17. Wij lezen graag. (lezen)
  • 18. Lezen wij graag? (lezen)
  • 19. De sporter houdt van lezen. (houden) 

















Slide 23 - Tekstslide

Vooruitblik
Week 52
Week 1
Week 2 (11)
Week 3 (12)
Week 4 (13)
Week 5 (14)
Week 6 (15)
kerstvakantie
kerstvakantie
pvvt zwakke werkwoorden
pvvt sterke werkwoorden
voltooid en onvoltooid deelwoord
indirecte directe reden
deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord

Slide 24 - Tekstslide