repaso gramatica

¡Bienvenidos a la clase de español!

  Repaso
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a la clase de español!

  Repaso

Slide 1 - Tekstslide

Gramática
* Grammaticale regels mannelijk-vrouwelijk
* Voornaamwoorden (yo - tú- él-ella-usted-nosotros-vosotros-ellos-ellas-ellos)
* Het werkwoord Estar
* De regelmatige werkwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

La clase de hoy: de les van vandaag
La meta de la clase: het doel van les
De grammatica opfrissen en die kunnen toepassen in de opdrachten.

Actividades:
- Grammaticale regels!!
- Jullie oefenen met de vervoeging van "estar" "Presente" 
- Oefenen regelmatige werkwoorden op ar-er-ir "Presente" 
                                                                      

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Naam + ik =
Bijvoorbeeld: Mi padre y yo
A
De wij vorm
B
De zij-meervoud
C
De jullie vorm

Slide 7 - Quizvraag

Naam + Naam is=
Bijvoorbeeld: Eva + Susana
A
De wij vorm
B
De zij-meervoud
C
De jullie vorm
D
De zij-enkelvoud

Slide 8 - Quizvraag

Alejandro is ... ?
Alejandro .........................(hablar) inglés.
A
ella habla
B
él habla
C
usted habla

Slide 9 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... viven en Italia.
A
Ellos / Ellas
B
Nosotros
C
Vosotros

Slide 10 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... comemos a las tres y media.
A
Ellos / Ellas
B
Vosotros
C
D
Nosotros

Slide 11 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
Él es holandés y ... es española.
A
él
B
ella
C
yo
D

Slide 12 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
Ella es holandesa y ... son españoles.
A
nosotros
B
ellos
C
ella
D

Slide 13 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
... sois holandesas ?
A
Ellos / Ellas
B
Vosotros
C
Vosotras
D
Nosotros

Slide 14 - Quizvraag

Welk Spaans persoonlijk voornaamwoord hoort hierbij?
¿... y Lucía tenéis catorce años?
A
yo
B
C
él / ella
D
Nosotros

Slide 15 - Quizvraag

Sleep de werkwoorden naar de juiste persoonsvorm.
soy
eres
es
somos
sois
son
estoy
estás
está
estamos
estáis
están
tengo
tienes
tiene
tenemos
tenéis
tienen
yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u) - ev
vosotros (jullie)
ellos, ellas, ustedes (hij, zij, u) - mv
nosotros (wij)

Slide 16 - Sleepvraag

El verbo 'estar' 
yo
estoy
estás
él/ella/usted
está
nosotros/nosotras
estamos
vosotros/vosotras
estáis
ellos/ellas/ustedes
están

Slide 17 - Tekstslide

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 

Maud y Melisa _____ (estar) de vacaciones en Madrid.
Ana y yo______(estar) en el salón 132.
¿Tú________ (estar-tú) en casa o en el colegio?
Yo _______ (estar) en la casa de mi abuela
Floris y tú _____(estar-vosotros) en Holanda.
están
estamos
estás

estoy
estáis

Slide 18 - Sleepvraag

Completa:
"Tú______ en la biblioteca."
A
estoy
B
está
C
estáis
D
estás

Slide 19 - Quizvraag

Completa:
"Yo______ en casa."
A
estoy
B
están
C
estáis
D
estás

Slide 20 - Quizvraag

Los verbos regulares

Slide 21 - Tekstslide


Yo (hablar) .... español.
A
hablamos
B
habláis
C
hablo
D
hablas

Slide 22 - Quizvraag


Carmen y tú (comer) ... patatas fritas.


A
comen
B
coméis
C
comemos
D
comeís

Slide 23 - Quizvraag

Geeft de vervoeging van de regelmatige werkwoorden : tegenwoordige tijd 
 _______(hablar-yo) español con Raphael. 
Emilia___________ (comer) frutas en el desayuno.
Luke y Sam _______________(escribir) mensajes en Whatsapp.
Rosanna y yo ___________ (comer) muchos churros con chocolate.
No, Sara y yo _____ (cantar) en español.
Tú...................................(escribir) los deberes en tu Ipad.
hablo
come
escriben
comemos
cantamos
escribes

Slide 24 - Sleepvraag

VIVO
VIVES
VIVE
VIVIMOS
VIVEN
VIVÍS

Slide 25 - Sleepvraag

Oefenen met regelmatige werkwoorden op -AR
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
HABLO
BAILO
CANTA
BAILAN
ESCUCHAS
TOCAMOS
ESCUCHÁIS
BAILA
HABLAN
CANTAMOS
ESTUDIÁIS
HABLAS

Slide 26 - Sleepvraag

Nosotros (bailar)


A
bailas
B
bailamos
C
bailiamos
D
bailan

Slide 27 - Quizvraag

Vosotros (hablar)
A
hablas
B
hablan
C
habláis
D
hablamos

Slide 28 - Quizvraag

Él (cocinar) bien
A
cocino
B
cocinas
C
cocina
D
cocinara

Slide 29 - Quizvraag

Bob (pintar) pinturas
A
pinto
B
pintas
C
pintamos
D
pinta

Slide 30 - Quizvraag

Nosotros (trabajar) mucho
A
trabajemos
B
trabajos
C
trabajamos
D
trabajáis

Slide 31 - Quizvraag

Ellos (tocar) el piano
A
tocan
B
toca
C
tocas
D
tocáis

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Video

Gustar
Gustar = houden van/ leuk vinden/ lekker vinden

Er zijn maar 2 vervoegingen: GUSTA & GUSTAN

Ook staat er altijd een meewerkend voorwerp  voor het werkwoord. 


Slide 34 - Tekstslide

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkendvoorwerp ME gebruiken. 

Slide 35 - Tekstslide

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)

het gaat om de 'ik' persoon. 
Dus: ME ....jugar al fútbol

Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol


Slide 37 - Tekstslide

Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)

het gaat om de 'wij' persoon. 
Dus: NOS .....la pizza

Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA
nos GUSTA la pizza


Slide 38 - Tekstslide

Voorbeelden
Jij houdt van de dieren (los animales)

Het gaat om de 'jij' persoon.
Dus: TE ..... los animales

Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN
te GUSTAN los animales


Slide 39 - Tekstslide

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 40 - Tekstslide

Maak de juiste keuze:

* (A mí) me...………... la clase de español


timer
0:15
A
gustan
B
gusta
C
gusto
D
gustas

Slide 41 - Quizvraag

Maak de juiste keuze:

(A Max).........................gusta jugar al fútbol


timer
0:15
A
me
B
le
C
les
D
nos

Slide 42 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(a ti).............el deporte.
timer
0:15
A
te gustas
B
te gusta
C
te gustan
D
te gusto

Slide 43 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 44 - Quizvraag

0

Slide 45 - Video

Vragen?

Slide 46 - Tekstslide