Cursus 7 paragraaf 2 Leestekens: Komma

Cursus 7 paragraaf 2 Leestekens: Komma

Doel:
Ik kan komma's op de juiste manier gebruiken.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

Cursus 7 paragraaf 2 Leestekens: Komma

Doel:
Ik kan komma's op de juiste manier gebruiken.

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
Welke leestekens ken je?
Schrijf ze eens op je wisbordje.

Slide 2 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
Waarom gebruiken we leestekens?

Slide 3 - Tekstslide

De volgende leestekens ken je:
- Hoofdletter
- Punt
- Vraagteken
- Uitroepteken

Slide 4 - Tekstslide

Instructie - komma
Een komma laat zien hoe een zin in elkaar zit.

Slide 5 - Tekstslide

Je zet een komma:

Slide 6 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.

Slide 7 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.

Slide 8 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord -en).

Slide 9 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord -en).
    Tjerk heeft een zeiltocht gemaakt langs Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.

Slide 10 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord -en).
    Tjerk heeft een zeiltocht gemaakt langs Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.
  • Voor voegwoorden, zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij het voegwoord en gebruik je geen komma. 

Slide 11 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord -en).
    Tjerk heeft een zeiltocht gemaakt langs Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.
  • Voor voegwoorden, zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij het voegwoord en gebruik je geen komma. 
    Mila kijkt vaak Duitstalige series, omdat ze Duits wil leren.

Slide 12 - Tekstslide

Je zet een komma:
  • In een zin met twee persoonsvormen naast elkaar.
    Terwijl Jason de hond uitlaat, luistert hij naar een muziekje.
  • Tussen de delen van een opsomming (behalve voor het woord -en).
    Tjerk heeft een zeiltocht gemaakt langs Vlieland, Terschelling, Ameland en Schiermonnikoog.
  • Voor voegwoorden, zoals: omdat, maar, terwijl, zodat, nadat, toen, want, voordat. Let op: bij het voegwoord en gebruik je geen komma. 
    Mila kijkt vaak Duitstalige series, omdat ze Duits wil leren.
    De zanger kwam het podium op en begon meteen te zingen.

Slide 13 - Tekstslide

Waarom staat er een komma in de zin?
Terwijl Sem gitaar speelt, begeleidt Elianne hem op de piano.

Slide 14 - Tekstslide

Waarom staat er een komma in de zin?
Dit roze t-shirt heb ik ook in het wit, blauw en oranje.

Slide 15 - Tekstslide

Waarom staat er een komma in de zin?
Donell heeft de muziek gedownload, zodat hij die offline kan beluisteren.

Slide 16 - Tekstslide

Gebruik hoofdletters en leestekens.
zo'n vierhonderd verzamelaars zijn zondagmiddag afgekomen op de modelautobeurs in eindhoven zij zoeken naar hun favoriet tussen de schaalmodellen van auto's trucks kranen en traktoren enrico speurt alle tafels af omdat hij alle modellen van mercedes spaart het is een leuke hobby maar wat moet je met al die autootjes

Slide 17 - Tekstslide

Wat staat hier?

Slide 18 - Tekstslide

Kun je door het toevoegen van een komma, de betekenis van de zin veranderen?

Slide 19 - Tekstslide

Blz. 230 - 231
Maken opdracht 1 t/m 5.
Schrijf bij opdracht 2 en 4 de hele zin op in je schrift.
Opdracht 1 en 3 kun je in je werkboek maken.
Opdracht 5 doe je weer in je schrift.

Slide 20 - Tekstslide