INB 10 24 januari 22 B1 'Wederkerende voornaamwoorden'

1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Ik verbaasde me over de prijs van een brood.
timer
1:00

Slide 4 - Open vraag

De kinderen wassen zich elke morgen.
timer
1:00

Slide 5 - Open vraag

Je vergist zich in de datum.
timer
1:00

Slide 6 - Open vraag

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Werkwoorden die soms wederkerend zijn en soms niet
Sommige werkwoorden kun je met of zonder zich gebruiken

(zich) inschrijven

  • Ik schrijf mijn vriendin ook in voor die cursus.
  • Als u aan deze cursus mee wilt doen, moet u zich voor 15 mei inschrijven. 

Slide 10 - Tekstslide

Voorbeelden verplicht wederkerende werkwoorden

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden toevallig wederkerende werkwoorden

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Ik herinner .... daar niets meer van
A
Me
B
Jij
C
Zich
D
Ik

Slide 17 - Quizvraag

De vrouw verslikte ..... in een stukje appel
A
Haar
B
Me
C
Zich
D
Ons

Slide 18 - Quizvraag

Vul in:
Die man gedraagt ...... niet erg netjes

Slide 19 - Open vraag

Geef antwoord:
Hoe voel jij je vandaag?
Ik .....

Slide 20 - Open vraag

Ik was me elke dag.
A
Goed
B
Fout

Slide 21 - Quizvraag

Zet in de goede volgorde:
vergist? - jullie - Hebben - je - niet

Slide 22 - Open vraag

Altijd met zich of soms?
zich wassen
A
Altijd
B
Soms

Slide 23 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich haasten
A
Altijd
B
Soms

Slide 24 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich vergissen
A
Altijd
B
Soms

Slide 25 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich opgeven
A
Altijd
B
Soms

Slide 26 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich snijden
A
Altijd
B
Soms

Slide 27 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich branden
A
Altijd
B
Soms

Slide 28 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich verspreken
A
Altijd
B
Soms

Slide 29 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich bemoeien met
A
Altijd
B
Soms

Slide 30 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich abonneren op
A
Altijd
B
Soms

Slide 31 - Quizvraag

Altijd met zich of soms?
zich verslikken
A
Altijd
B
Soms

Slide 32 - Quizvraag

Slide 33 - Tekstslide

Maak een zin met de volgende werkwoorden
 
* Verspreken
* Bemoeien
* Schamen
* Verslapen
* Voelen

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide